Economie Paragraaf 1.7 zomerkoninkjes

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 1: 

Wikken en wegen

Paragraaf 7: Zomerkoninkjes

Tekstboek blz: 20 en 21

Werkboek blz: 18 en 19

Leerdoel:

In deze paragraaf leer je hoe op de markt de prijs tot stand komt. 

Consumenten

Consumenten zorgen voor de vraag naar producten.

De vraag:

• De vraag stijgt als de prijs laag is. 
• De vraag bestaat uit de hoeveelheden van een product die kopers willen kopen bij verschillende prijzen. 

Jennifer doet boodschappen. 

Voor groente en fruit gaat ze naar de groentemarkt op het plein. 

Ze ziet dat er al zomerkoninkjes te koop zijn, maar vindt 3,50 euro voor een doorsje van vijfhonderd gram zomerkoninkjes 

(verse Nederlandse aardbeien van de koude grond) te duur. 

Hoeveel kilo aardbeien willen mensen kopen voor €3,50?

1. 0 kilo
2. 100 kilo
3. 200 kilo
4. 400 kilo

Bij een prijs van €2,00 hadden meer mensen aardbeien gekocht. Hoeveel kilo was er dan verkocht?

1. 0 kilo
2. 100 kilo
3. 200 kilo
4. 400 kilo

Jennifer vindt de aardbeien te duur, en koopt ze niet. Hoort ze toch bij de vragers?
Leg je antwoord uit.

Producenten

Producenten zorgen voor het aanbod van producten.

Het aanbod:

• Het aanbod bestaat uit de hoeveelheden die winkeliers en andere ondernemers willen verkopen bij verschillende prijzen. 
• Als de prijs te laag is, zullen sommige ondernemers stoppen het product te kopen, daarom is het aanbod bij een lage prijs lager dan bij een hoge prijs. 

Bruce staat elke zaterdag op de markt. Hij verkoopt aardbeien, maar niet elke week. Hij verkoopt ze alleen als de prijs voor hem aantrekkelijk is. Wat is voor hem een aantrekkelijke prijs?

1. Een lage prijs
2. Een hoge prijs

De vraag is kleiner dan het aanbod:

• De vraag en het aanbod veranderen van dag tot dag. 
• Daardoor kan de vraag kleiner zijn dan het aanbod. Dit betekent dag de vragers bij de dan geldende prijs minder willen kopen dan er aangeboden wordt. 
• De prijs daalt dan.

Het is zomer en mooi weer. Bruce heeft op de veiling flink wat aardbeien ingekocht. Bekijk de afbeelding. 

Is het aanbod van aardbeien
in de afbeelding groot of
klein?

1. Groot
2. Klein

Hoe reageren de marktkooplui op deze situatie?

Waarom veranderen ze de prijs van hun aardbeien?

De vraag is groter dan het aanbod:

• De vraag kan ook groter zijn dan het aanbod. De vragers willen dan bij de dan geldende prijs meer kopen dan er aangeboden wordt. 
• Het is voor aanbieders dan gemakkelijk hun producten te verkopen. --> de prijzen gaan omhoog. 
• Als de vraag groter is dan het aanbod, stijgt de prijs. 

Een maand geleden kocht Bruce op de veiling de eerste verse zomerkoninkjesl Hij was de eerste die deze aardbeien aanbood op de markt. 

Zie de afbeelding. 

De meeste mensen hebben geen €6,- over voor een doosje aardbeien. Waarom kan hij de prijs toch vragen?

Wat gebeurt er met de prijs als het aanbod kleiner is dan de vraag naar aardbeien?

1. De prijs van aardbeien daalt
2. De prijs van aardbeien stijgt

Vraag en aanbod

Wat is de minimale prijs die een aanbieder wil hebben?

Wat is de maximale prijs die een vrager wil betalen?

Als er meer aanbod is, en minder vraag, dan daalt de prijs.

Als er meer vraag is dan aanbod, dan stijgt de prijs.

Vraag en aanbod

Alle vraag en aanbod bij elkaar noemen we de markt. 

Bijvoorbeeld: Alle vraag en aanbod van bloemen bij elkaar noemen we de markt voor bloemen.

Aan de slag:

Maken opdracht 6 t/m 10. 

 

Wat heb je geleerd?

Terugblik op deze les:

Als de prijs hoger wordt: 

• daalt de vraag;
• stijgt het aanbod. 

Als de vraag groter is dan het aanbod, stijgt de prijs.

Als de vraag kleiner is dan het aanbod, daalt de prijs. 

De markt van een product bestaat uit: 

• Alle vraag naar dat product bij elkaar;
• alle aanbod van dat product bij elkaar.