QUIZ HST 3

Grieken en Romeinen
DE GROTE QUIZ



Geschiedenis - Basis 1
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grieken en Romeinen
DE GROTE QUIZ



Geschiedenis - Basis 1

Slide 1 - Diapositive

Wat is de goede betekenis van:
christen
A
Volgeling van Augustus.
B
Volgeling van Mohammed.
C
Gelooft in meerdere goden.
D
Volgeling van Jezus Christus.

Slide 2 - Quiz

Wat is de goede betekenis van:
democratie
A
Mensen stemmen zelf voor of tegen een plan.
B
Manier van besturen waarbij inwoners invloed hebben.
C
Besturen waarbij de minste inwoners invloed hebben.
D
Mensen stemmen op mensen die namens hen besturen.

Slide 3 - Quiz

Wat is de goede betekenis van:
Germanen
A
Volk dat rond Tsjechië woonde.
B
Volk dat ten noorden van China woonde.
C
Volk dat ten noorden van de Rijn woonde.
D
Volk dat in Rome woont.

Slide 4 - Quiz

Wat is de goede betekenis van:
kolonie
A
Grondgebied van een Europees land buiten Europa.
B
Grondgebied van een Griekse stadstaat buiten Griekenland.
C
Grondgebied van Rome buiten Italië.
D
Grondgebied van China buiten China.

Slide 5 - Quiz

Wat is de goede betekenis van:
paus
A
Leider van Rome.
B
Leider van een groep christenen in een stad.
C
Leider van de moskee.
D
Leider van de kerk.

Slide 6 - Quiz

Wat is de goede betekenis van:
republiek
A
Land waar de leiders elke paar jaar worden gekozen.
B
Land waar een keizer de baas is.
C
Land waar de leiders worden gekozen voor het leven.
D
Land waar een koning de baas is.

Slide 7 - Quiz

Wat is de goede betekenis van:
senaat
A
Hierin zaten oude, rijke mannen.
B
Hierin zaten jonge, arme mannen.
C
Vergadering waar de keizer bepaald.
D
Vergadering waar alle belangrijke besluiten werden genomen.

Slide 8 - Quiz

Wat is de goede betekenis van:
stadstaat
A
Nederlandse stad met het gebied eromheen, die zelfstandig was.
B
Turkse stad met het gebied eromheen, die zelfstandig was.
C
Griekse stad met het gebied eromheen, die zelfstandig was.
D
Romeinse stad met het gebied eromheen, die zelfstandig was.

Slide 9 - Quiz

Wie is wie?
Julius Caesar
Jezus Christus
Augustus
Nero

Slide 10 - Question de remorquage

Hoe heet dit tijdvak en van wanneer tot wanneer duurt deze?
A
Tijd van jagers en boeren. Van 3000 v.Chr. - 500 n.Chr.
B
Tijd van jagers en boeren. Tot 3000 v.Chr.
C
Tijd van Grieken en Romeinen. Van 3000 v.Chr. - 500 n.Chr.
D
Tijd van Grieken en Romeinen. Tot 3000 v.Chr.

Slide 11 - Quiz

Waar of niet waar?
In Athene hadden alle burgers het recht om te stemmen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Waar of niet waar?
In een democratie mogen alle bewoners meebeslissen over het bestuur van hun land.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Waar of niet waar?
In een indirecte democratie mag iedereen stemmen over een plan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Wie hadden in Athene geen recht om te stemmen?

Slide 15 - Question ouverte

Wie stemt er in een indirecte democratie over een plan?

Slide 16 - Question ouverte

Waar of niet waar?
Het Romeinse Rijk is nooit verdeeld geweest.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Waar of niet waar?
In de Romeinse Republiek hadden rijke burgers veel macht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Bonus:
In welke twee delen werd het Romeinse Rijk gesplitst?

Slide 19 - Question ouverte

Waar of niet waar?
Een oorzaak van de val van het Romeinse Rijk was de inval van de Hunnen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Waar of niet waar?
Het Oost-Romeinse Rijk bleef tot 1453 bestaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Welke gebeurtenis is het langst geleden?
A
Romeinen veroveren Griekenland.
B
Het Romeinse Rijk wordt gesplitst
C
Een Romeinse keizer wordt christen.
D
Rome wordt een keizerrijk.

Slide 22 - Quiz

Welk jaartal hoort bij de gebeurtenis?
Julius Caesar wordt vermoord.
Het eind van het West-Romeinse Rijk.
Romeinen in Nederland.
44 v.Chr.
59 v.Chr.
476

Slide 23 - Question de remorquage

Bekijk de afbeelding en beantwoord daarna de vraag.

Slide 24 - Diapositive

Welke landen hoorden bij het Romeinse Rijk?

Slide 25 - Question ouverte

Romeinse leiders.
Kies steeds de juiste Romeinse leider bij de gebeurtenis.
Liet christenen zwaar straffen.
Was geen keizer, maar generaal.
Was de eerste keizer van het Romeinse rijk.
Julius Caesar
Augustus
Nero

Slide 26 - Question de remorquage

De kunst en de gewoonten van een volk, noemen wij...
A
senator
B
cultuur
C
president
D
paus

Slide 27 - Quiz

Staatshoofd van een republiek, noemen wij ...
A
cultuur
B
president
C
paus
D
senator

Slide 28 - Quiz

De leider van alle christenen, heet de ...
A
cultuur
B
president
C
paus
D
senator

Slide 29 - Quiz

Athene of Nederland?
Tijdens de verkiezingen worden de mensen gekozen die het bestuur van het land regelen =
A
Athene
B
Nederland

Slide 30 - Quiz

Athene of Nederland?
De mensen die mogen stemmen, besturen met zijn allen het land =
A
Athene
B
Nederland

Slide 31 - Quiz

Athene of Nederland?
Directe democratie =
A
Athene
B
Nederland

Slide 32 - Quiz

Athene of Nederland?
Vrouwen mogen stemmen =
A
Athene
B
Nederland

Slide 33 - Quiz