NN7 Cursus 7 Herhaling leerjaar 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 1

Cursus 7 Spelling

§ 10 Herhaling werkwoordspelling leerjaar 1

Lesdoelen

Aan het einde van de les kunnen we:

- Persoonsvorm tegenwoordige tijd spellen.

- Sterke en zwakke werkwoorden aanwijzen in een zin.

- De persoonsvorm in de verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden spellen.

wat is

Wat is de persoonsvorm?

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Vandaag ga ik na school voetballen met Piet.

1. voetballen
2. ga
3. ik
4. Piet

Wat is een sterk werkwoord?

Het zwakke werkwoord

 verandert NIET van klank in de verleden tijd 

* fietsen -> fietsten

* rennen -> renden

* maken -> maakten 

Sterke werkwoorden veranderen wèl van klank in de verleden tijd 

lopen - liepen

beginnen - begonnen

brengen - brachten

Zo schrijf je de persoonsvorm van sterke 

werkwoorden in de verleden tijd

Schrijf het woord zo kort mogelijk:

– lopen → liepen; blaas → blies.

Gebruik alleen dubbele letters (zoals -dd of -kk) als het nodig is voor de uitspraak:

– rijden → reden; hebben → hadden.

Kijk naar het meervoud om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt:

– ik bond, want: wij/jullie/zij bonden.

– hij beet, want: wij/jullie/zij beten.

Let op: een persoonsvorm in de verleden tijd eindigt nooit op -dt.

Lopen is een

1. sterk werkwoord
2. zwak werkwoord

Rennen is een

1. sterk werkwoord
2. zwak werkwoord

Maken:

Cursus 7 paragraaf 10

Herhaling werkwoordspelling leerjaar 1

Af? 

Check je percentages. Heb je ergens minder dan

70%? Waar komt dat door, wat vind je moeilijk?
Noteer dit in je schrift voor de volgende les

Vertel in je eigen woorden wat het verschil 

is tussen en sterk werkwoord 

en een zwak werkwoord...

Huiswerk:

Online maken opdracht 1 t/m 5 + 6B + 7B

Percentages checken, bij lager dan 70% in je schrift noteren wat je moeilijk vindt.