Je weet wat de verschillen zijn tussen het dieet van omnivoren, carnivoren en herbivoren.
Je kan uitleggen wat de rol is van producenten, consumenten en reducenten in een voedselketen.
Je kan uitleggen hoe producenten organische stoffen opbouwen en waarom ze aan de basis staan van een voedselketen.
Je kan het verschil uitleggen tussen autotrofe en heterotrofe organismen.
Je kan uitleggen wat een voedselrelatie is.
Je kan de voedselrelaties in een ecosysteem weergeven in een voedselketen en voedselweb.
Je kan het trofisch niveau van een organisme in een voedselketen aangeven.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
7.5 Voedselketens
Leerdoelen:
Je weet wat de verschillen zijn tussen het dieet van omnivoren, carnivoren en herbivoren.
Je kan uitleggen wat de rol is van producenten, consumenten en reducenten in een voedselketen.
Je kan uitleggen hoe producenten organische stoffen opbouwen en waarom ze aan de basis staan van een voedselketen.
Je kan het verschil uitleggen tussen autotrofe en heterotrofe organismen.
Je kan uitleggen wat een voedselrelatie is.
Je kan de voedselrelaties in een ecosysteem weergeven in een voedselketen en voedselweb.
Je kan het trofisch niveau van een organisme in een voedselketen aangeven.
Slide 1 - Diapositive
Eerst een terugblik naar 7.1 t/m 7.4
Slide 2 - Diapositive
De Coloradokever leeft onder andere op de Aardappel (Solanum tuberosum L.), op de Tomaat (Solanum lycopersum L.) en op Bitterzoet (Solanum dulcamara L.). Behoren deze planten tot hetzelfde genus (geslacht)? En tot dezelfde soort?
A
alleen tot hetzelfde genus
B
alleen tot dezelfde soort
C
zowel tot hetzelfde genus en tot dezelfde soort
Slide 3 - Quiz
De larve van de nachtvlinder heeft een groot aantal bacteriën in zijn verteringskanaal. Deze bacteriën spelen een belangrijke rol bij de vertering van het voedsel van de larven Met welke biologische term wordt de relatie tussen de larve en de bacteriën aangeduid?
A
Mutualisme
B
Commensalisme
C
Parasitisme
Slide 4 - Quiz
1: alle abiotische factoren in een bepaald heidegebied. 2: alle dieren die in Nederland leven, in samenhang met de plantengroei. 3: alle eekhoorns in een loofbos, in samenhang met de bomen. 4: alle organismen die in een bepaald meertje leven, in samenhang met de abiotische factoren.