2V - Theme 3 - Recap

Adjectives & adverbs
What is the difference?
What do we use them for?
What can you remember?
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Adjectives & adverbs
What is the difference?
What do we use them for?
What can you remember?

Slide 1 - Diapositive

adjective is een....
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 2 - Quiz

een adjective zegt iets over een...
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Quiz

een adverb is een....
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 4 - Quiz

een adverb zegt iets over een...
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Quiz

Belangrijk!
1. A FUNNY girl (hier is FUNNY het adjective en girl het zelfstandige naamwoord)
2. She sings BEAUTIFULLY (hier is BEAUTIFULLY het bijwoord en sings het werkwoord)
3. Soms komen er 2 bijwoorden tegelijk voor in 1 zin:
     She sings very beautifully.
4. Adjectives zeggen vaak WAT een persoon is (beschrijving van de persoon)
5. Adverbs zeggen vaak iets over HOE iets gebeurt (beschrijving van actie)





Slide 6 - Diapositive

Choose the correct alternative:
She ................ meets
A
she accidentally meets
B
she meets accidentally
C
accidentally she meets

Slide 7 - Quiz

Choose the correct alternative:
The .................... girl
A
Young the girl
B
The girl young
C
The young girl

Slide 8 - Quiz

Choose the correct alternative
She ............................ understands the need for them.
A
complete
B
completely
C

Slide 9 - Quiz

Fill in the missing word
Sophie and the BFG must convince the .............. queen of England

Slide 10 - Question ouverte

Fill in the missing word
He prefers films with ............. cars.

Slide 11 - Question ouverte

Choose the correct alternative
She is a ................. actress
A
famous
B
famously

Slide 12 - Quiz

Present Perfect vs Past Simple
What do they look like?
When do you use which?
What can you remember?

Slide 13 - Diapositive

Hoe maak je de past simple?
- In de past simple gebruik je werkwoord + ed of onregelmatige werkwoorden. Bij vragen en ontkenningen werkt het anders!

The teacher taught the class online.
I worked for 12 hours yesterday. 
The teacher didn't teach the class online. 
Did you work 12 hours yesterday?


Slide 14 - Diapositive

Hoe maak je de present perfect?
- In de present perfect gebruik je altijd have/has + voltooid deelwoord (ww+ed of onregelmatig werkwoord (3e rij)

I have worked at this school for 12 years. 
The teacher has taught the classes online since December. 



Slide 15 - Diapositive

Wanneer kies je welke?
- Kun je duidelijk zien op welke dag, op welk moment van de dag of in welk jaar iets gebeurd is? --> past simple
-Kun je duidelijk zien dat het voorbij is? --> past simple

-Is iets in het verleden begonnen en nu nog bezig? --> present perfect?
-Gaat het over ervaringen tot nu toe? --> Present perfect. 



Slide 16 - Diapositive

Choose the correct alternative
I think that Marvel ............ the best superhero movies recently.
A
has produced
B
produced
C
is producing
D
produces

Slide 17 - Quiz

Choose the correct alternative
Chris Pratt ....... in the most popular movie of last year.
A
starred
B
is starring
C
stars.
D
has starred

Slide 18 - Quiz

Choose the correct alternative
Charlotte ...... any shows since she lost her Netflix password.
A
didn't watch
B
watches
C
watched not
D
hasn;t watched

Slide 19 - Quiz

Choose the correct alternative
The first time I ..... to the cinema was in 2017.
A
go
B
went
C
have gone
D
going

Slide 20 - Quiz