1.3 vermogen en energie

hst 1.3 "vermogen en energie"
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

hst 1.3 "vermogen en energie"

Slide 1 - Diapositive

Gister

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
  • 1.3.1 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het vermogen van een apparaat.
  • 1.3.2 Je kunt berekeningen uitvoeren met spanning, stroomsterkte en vermogen.
  • 1.3.3 Je kunt uitleggen hoe het verbruik van elektrische energie in huis wordt gemeten.
  • 1.3.4 Je kunt het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.
  • 1.3.5 Je kunt berekenen hoeveel je voor de verbruikte elektrische energie moet betalen.

Slide 4 - Diapositive

Vandaag
Huiswerk controle
Herhaling paragraaf 1 en 2
filmpje
Uitleg formule  P = U x I
Opdracht samen
opdracht alleen
Uitleg formule E = P x t
opdracht samen
opdracht alleen



Slide 5 - Diapositive

Waarom zijn alle apparaten in huis parallel aangesloten?

Slide 6 - Question ouverte

Fasedraad
Nuldraad
Schakeldraad

Slide 7 - Question de remorquage

Leg uit hoe kortsluiting kan ontstaan

Slide 8 - Question ouverte

Hoe kan overbelasting ontstaan?

Slide 9 - Question ouverte

Waarom zijn er in huis meerdere groepen

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Vidéo

Vermogen

Slide 12 - Diapositive

P = U x I
P = vermogen             in watt (W)
U = spanning              in volt (V)
I = stroomsterkte      in ampère (A)






De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
Een maat voor de hoeveelheid elektrische energie die de stroom met zich mee draagt. De eenheid van spanning is volt (V)

Slide 13 - Diapositive

P = U x I
P = vermogen             in watt (W)
U = spanning              in volt (V)
I = stroomsterkte      in ampère (A)

Op een lader van een telefoon
staat 5 V en 2 A. Hoe groot is
Het het vermogen van dit lampje?




De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
Een maat voor de hoeveelheid elektrische energie die de stroom met zich mee draagt. De eenheid van spanning is volt (V)

Slide 14 - Diapositive

Samen de oplossing vinden
Gegeven

Gevraagd
Oplossing

Slide 15 - Diapositive

antwoord
gegeven     U = 5V
                        I   = 2A
gevraagd    wat is het vermogen in W?
oplossing    P  =   U  x I 
                         P  =   5  x 2
                         P  =   12 W

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Wat ga je maken
Vraag 3 en 4 (blz 36)
Hint: voorbeeld 1
Samenwerken met je directe buren
Daarna gezamenlijk bespreken

Slide 18 - Diapositive

Elektrische energie
Elektrische energie (E) in Kilowattuur (kWh)

Slide 19 - Diapositive

Op een fietslampje staat 0,3 A en 15 V
Bereken het vermogen van dat lampje.

Slide 20 - Question ouverte

E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)


Slide 21 - Diapositive

E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)

Een lamp met een vermogen van 15W 
brandt de hele avond (18:00 - 23:00)
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt.

Slide 22 - Diapositive

Samen de oplossing vinden
Gegeven

Gevraagd
Oplossing

Slide 23 - Diapositive

Een telefoon moet om op te laden 3 uur aan de lader. De lader heeft een vermogen van 10 W. Hoeveel energie gaat er in die tijd in de telefoon?

Slide 24 - Question ouverte

Op een zaklamp staat: 50 V en 2 A. De zaklamp staat 10 uren aan. Bereken de energie die deze zaklamp verbruikt in die tijd.

Slide 25 - Question ouverte

Wat ga je maken
Van 1.3: 2, 5, 6, 8, 9

Slide 26 - Diapositive