hst 1 paragraaf 3 "vermogen en energie"

hst 1.3 "vermogen en energie"
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

hst 1.3 "vermogen en energie"

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • 1.3.1 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het vermogen van een apparaat.
  • 1.3.2 Je kunt berekeningen uitvoeren met spanning, stroomsterkte en vermogen.
  • 1.3.3 Je kunt uitleggen hoe het verbruik van elektrische energie in huis wordt gemeten.
  • 1.3.4 Je kunt het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.
  • 1.3.5 Je kunt berekenen hoeveel je voor de verbruikte elektrische energie moet betalen.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Waarom zijn alle apparaten in huis parallel aangesloten?

Slide 4 - Question ouverte

Fasedraad
Nuldraad
Schakeldraad

Slide 5 - Question de remorquage

Leg uit hoe kortsluiting kan ontstaan

Slide 6 - Question ouverte

Hoe kan overbelasting ontstaan?

Slide 7 - Question ouverte

Waarom zijn er in huis meerdere groepen

Slide 8 - Question ouverte

Vermogen
De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

P = U x I
P = vermogen             in watt (W)
U = spanning              in volt (V)
I = stroomsterkte      in ampère (A)






De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
Een maat voor de hoeveelheid elektrische energie die de stroom met zich mee draagt. De eenheid van spanning is volt (V)

Slide 11 - Diapositive

P = U x I
P = vermogen             in watt (W)
U = spanning              in volt (V)
I = stroomsterkte      in ampère (A)

Op een lader van een telefoon
staat 5 V en 2 A. Hoe groot is
Het het vermogen van dit lampje?




De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
Een maat voor de hoeveelheid elektrische energie die de stroom met zich mee draagt. De eenheid van spanning is volt (V)

Slide 12 - Diapositive

Samen de oplossing vinden
Gegeven

Gevraagd
Oplossing

Slide 13 - Diapositive

antwoord
gegeven     U = 6V
                        I   = 2A
gevraagd    wat is het vermogen in W?
oplossing    P  =   U  x I 
                         P  =   6  x 2
                         P  =   12 W

Slide 14 - Diapositive

Op een fietslampje staat 0,3 A en 15 V
Bereken het vermogen van dat lampje.

Slide 15 - Question ouverte

E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)


Slide 16 - Diapositive

E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)

Een lamp met een vermogen van 15W 
brandt de hele avond (18:00 - 23:00)
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt.

Slide 17 - Diapositive

Samen de oplossing vinden
Gegeven

Gevraagd
Oplossing

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Een telefoon moet om op te laden 3 uur aan de lader. De lader heeft een vermogen van 10 W. Hoeveel energie gaat er in die tijd in de telefoon?

Slide 20 - Question ouverte

Op een zaklamp staat: 50 V en 2 A. De zaklamp staat 10 uren aan. Bereken de energie die deze zaklamp verbruikt in die tijd.

Slide 21 - Question ouverte

Lezen en maken
Lezen hst 1 paragraaf 3
Maken opdracht 1 t/m 12. (start op blz 36)

Slide 22 - Diapositive