Voorbereiding H5.3 Leestoets 3Basis 3K

Waar gaat je Leestoets H5.3  over?
Doel van de schrijver in de de tekst: overtuigen, informeren, amuseren of activerende teksten (oproepen om iets te doen)
Tekstdoel  +  tekstverband en signaalwoorden:
  1. Je leert wat het woord tekstverband en signaalwoord betekent.
  2. Je leert wat het tekstdoel is.
  3. Je leert in een tekst signaalwoorden aanwijzen.
  4. Je herkent dankzij signaalwoorden verschillende tekstverbanden
  5. Je leert hoe een tekst wordt opgebouwd: inleiding , kern en slot
  6. Je leert beeld en opmaak is en wat leespubliek is.

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Waar gaat je Leestoets H5.3  over?
Doel van de schrijver in de de tekst: overtuigen, informeren, amuseren of activerende teksten (oproepen om iets te doen)
Tekstdoel  +  tekstverband en signaalwoorden:
  1. Je leert wat het woord tekstverband en signaalwoord betekent.
  2. Je leert wat het tekstdoel is.
  3. Je leert in een tekst signaalwoorden aanwijzen.
  4. Je herkent dankzij signaalwoorden verschillende tekstverbanden
  5. Je leert hoe een tekst wordt opgebouwd: inleiding , kern en slot
  6. Je leert beeld en opmaak is en wat leespubliek is.

Slide 1 - Diapositive

Sleep het doel van de tekst naar het voorbeeld van een tekstsoort die hierbij hoort. 
Informatie geven
instrueren of uitleggen
Iets laten doen /activeren
Zijn mening geven
Amuseren

Slide 2 - Question de remorquage

Slide 3 - Vidéo

Instructie schrijven
Wat is een instructie?

Wat valt je op aan deze instructie?

Beantwoord nu de volgende slide.

Slide 4 - Diapositive

Doel van instructie?
A
vermaken
B
informatie hoe je iets moet doen.
C
activeren om iets te doen
D
mening geven

Slide 5 - Quiz

De volgende slides  gaan over:
tekstverbanden in een tekst
tekstdoelen en tekssoorten
signaalwoorden
signaalwoorden verbinden teksten(zinnen)

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Tekstdoelen en Tekstsoorten 
 Tekstdoelen zijn:
1. informeren , 2. overtuigen, 3. amuseren en 4. activeren.

Tekstsoorten zijn:
interview verslag, uiteenzetting, recensie, reclame, handleiding, stripboek





Slide 8 - Diapositive

Sleep het doel van de tekst naar het voorbeeld van een tekstsoort die hierbij hoort. 
Informatie geven
instrueren of uitleggen
Iets laten doen /activeren
Zijn mening geven
Amuseren

Slide 9 - Question de remorquage

Functie van een inleiding
1. een samenvatting geven
2. een mening geven (om iemand te overtuigen)
3. Een vraag stellen.

Slide 10 - Diapositive


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
 Vraag 2
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 11 - Quiz


 Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
 Vraag 3
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 12 - Quiz


 Wat is/zijn een voorbeeld(en van een  tekstverband? (een antwoord mogelijk)
 Vraag 4 
A
standpunt&conclusie /tegenstelling/reden&argument/oorzaak-gevolg
B
reden & argument /oorzaak-gevolg
C
tegenstelling/reden&argument/oorzaak-gevolg
D
standpunt/conclusie & tegenstelling/ oorzaak-gevolg

Slide 13 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 5 
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 14 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden doordatwant en omdat?
 Vraag 6
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 15 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 7
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 16 - Quiz


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 8
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 17 - Quiz


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 18 - Quiz


 Wat is een recensie?
 Vraag 11
A
is een mening over een b.v. film of boek.
B
is informatie over een b.v. film of boek.
C
is een belevenis over een b.v. film of boek.
D
is een inleiding van een b.v. film of boek.

Slide 19 - Quiz


 Wat is citeren?
 Vraag 12
A
is een mening van iemand anders kopiëren.
B
is letterlijk een tekst uit andermans werk kopiëren.
C
is een belevenis van iemand anders kopiëren.

Slide 20 - Quiz

Sleep de opbouw van een tekst naar de juiste  volgorde (1, 2 of 3).
1
2
3
inleiding: samenvatting van een boek
kern: mening schrijver + argumenten
slot: conclusies

Slide 21 - Question de remorquage


Een andere woord voor lay-out is?
 Vraag 13
A
beeld
B
beeld en opmaak
C
opmaak
D
overzicht

Slide 22 - Quiz


Wat bedoelen we met de bron van een tekst?
 Vraag 14
A
beeld
B
beeld en opmaak
C
opmaak
D
overzicht

Slide 23 - Quiz


Wat is de bron van het
plaatje?

 Vraag 14
A
verloop besmettingen coronavirus
B
aantal dagen sinds 100ste besmetting
C
FT John Hopkins University
D
website waar het plaatje te vinden is

Slide 24 - Quiz

Wat hoort bij beeld & opmaak of tekst?
lay-out
normale tekst
gebruik van kleuren en plaatjes
verdeling van een tekst over een bladzijde/ website en logo
soort/grootte lettertype
informatie
samenvatting

Slide 25 - Question de remorquage

Slide 26 - Diapositive

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 27 - Diapositive


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 28 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 29 - Quiz

Heb je een vraag of opmerking over deze LessonUp-les? 

Slide 30 - Diapositive

Verschillende tekstdoelen herkennen: overtuigen, informeren, amuseren of activeren. 
Je weet wat tekstverband en signaalwoorden zijn.
Je kunt in een tekst signaalwoorden aanwijzen.
Je herkent dankzij signaalwoorden verschillende tekstverbanden
Je weet hoe een tekst wordt opgebouwd: inleiding , kern en slot
Je weet wat een lay out is: beeld + opmaak
Je weet wat doelgroep c.q. leespubliek is

Slide 31 - Diapositive

Heb je een vraag of opmerking over deze LessonUp-les? 

Slide 32 - Diapositive


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 33 - Question ouverte


  Op welk tekstverband dat begint met een R wijst het signaalwoord omdat?

Slide 34 - Question ouverte

 Opdracht 3

Slide 35 - Diapositive


“Wanneer het volle maan is  
 en de maan het  dichtst bij  
 de aarde staat ...” Van welk  
 tekstverband is hier sprake? 
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming

Slide 36 - Quiz


 Welk signaalwoord dat   
  eindigt op een S hoort op 
  het laatste stippellijntje?

Slide 37 - Question ouverte


  Op welk tekstverband wijst
  het signaalwoord dus?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 38 - Quiz

 Opdracht 5

Slide 39 - Diapositive


 Welk signaalwoord dat wijst o
 het tekstverband oorzaak-gevolg 
 staat in zowel zin 4 als 7?

Slide 40 - Question ouverte

Opdracht 1: Lees goed oor zodat je volgende 2 slides kunt beantwoord m.b.t. signaalwoorden

Slide 41 - Diapositive

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 42 - Question de remorquage

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 43 - Question de remorquage