Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Grammatica
Vandaag:
In deze les oefen je met....
- Persoonsvorm
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Woordsoorten
- Werkwoorden
1 / 39
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Cette leçon contient
39 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
2 vidéos
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Vandaag:
In deze les oefen je met....
- Persoonsvorm
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Woordsoorten
- Werkwoorden
Slide 1 - Diapositive
Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:
1. De tijd in de zin veranderen
2. Het aantal in de zin veranderen
3. de zin vragend maken
Ik loop naar school.
Ik
liep
naar school.
Wij lopen
naar school.
Loop ik naar school?
Slide 2 - Diapositive
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Ik hang lekker op de bank.
A
Ik
B
hang
C
op de bank
D
lekker
Slide 3 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Sturen jullie ook altijd kerstkaarten?
A
jullie
B
kerstkaarten
C
Sturen
Slide 4 - Quiz
Heel werkwoord
De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud en eindigen meestal op een -n.
Bijvoorbeeld: lopen, fietsen, slapen, eten
Slide 5 - Diapositive
Wat is in de onderstaande zin het hele werkwoord?
Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
het publiek
D
de huldiging
Slide 6 - Quiz
Wat is het hele werkwoord in de onderstaande zin?
De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
de temperatuur
C
stijgen
D
de komende jaren
Slide 7 - Quiz
Het voltooid deelwoord
instructiefilmpje
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Hebben Andrea en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Andrea en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt
Slide 10 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
Gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen
Slide 11 - Quiz
Ben je tevreden over wat je (nu) weet over werkwoorden?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 12 - Sondage
Dan nu oefenen met zinsdelen
Slide 13 - Diapositive
Welke zinsdelen ken je allemaal?
Slide 14 - Carte mentale
Zinsdelen
1. werkwoordelijk gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp
5. bijwoordelijke bepaling
Slide 15 - Diapositive
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 16 - Question ouverte
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden in de zin?
Slide 17 - Question ouverte
Het onderwerp
Het onderwerp is altijd een persoon, een dier of een ding.
Je vindt het onderwerp door te vragen:
Wie/wat + persoonsvorm.
Voorbeeld:
Ik loop naar school.
De persoonsvorm is "
loop
".
Wie loopt?
Ik
. "
Ik
" is dus het onderwerp.
Slide 18 - Diapositive
Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Jan en Henk fietsen naar huis.
A
Jan
B
Henk
C
Jan en Henk
D
huis
Slide 19 - Quiz
Wat is het onderwerp in de volgende zin.
Gisteren heeft hij een spelletje gespeeld.
A
Gisteren
B
een spelletje
C
heeft
D
hij
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Vidéo
Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door de vraag te stellen: Wie/wat + persoonsvorm/wg + onderwerp?
Voorbeeld
Mark gaf mij gisteren een cadeautje.
- Persoonsvorm:
Gaf
Mark mij gisteren een cadeautje?
- Onderwerp: Wie gaf?
Mark
- Lijdend voorwerp: Wat +gaf+ Mark?
een cadeautje
Slide 22 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Marjan heeft vandaag appels gekocht.
A
vandaag
B
appels
C
Marjan
D
heeft gekocht
Slide 23 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Morgen krijg ik een nieuwe fiets.
A
Morgen
B
krijg
C
ik
D
een nieuwe fiets
Slide 24 - Quiz
Meewerkend voorwerp
Je stelt de vraag: aan wie/ voor wie?
De ober heeft voor de gaten limonade ingeschonken.
Voor wie heeft de ober limonade ingeschonken?
Slide 25 - Diapositive
De jongen geeft het meisje een zoen.
Het meewerkend voorwerp is?
A
De jongen
B
het meisje
C
een zoen
D
geeft
Slide 26 - Quiz
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Welk zinsdeel houd je over? Dat is het mv
meewerkend voorwerp (=mv)
Marjan
had
een mooi gedicht
voor haar opa
geschreven.
Slide 27 - Question de remorquage
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Welk zinsdeel houd je over? Dat is het mv
Meewerkend voorwerp (= mv)
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.
Slide 28 - Question de remorquage
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
De ober
heeft
de jas
aan de klant
gegeven.
Slide 29 - Question de remorquage
Bijwoordelijke bepaling
waar = bijwoordelijke bepaling van plaats
wanneer = bijwoordelijke bepaling van tijd
hoe = bijwoordelijke bepaling van reden
Slide 30 - Diapositive
Om de bijwoordelijke bepaling te vinden stel je de vragen:
Waar?= bijwoordelijke bepaling van plaats
Wanneer?= bijwoordelijke bepaling van tijd
Waarom?= bijwoordelijke bepaling van reden
Hoe?= bijwoordelijke bepaling van toestand
Hoelang? = bijwoordelijke bepaling van tijd
Slide 31 - Diapositive
De docent legt om tien uur grammatica uit in lokaal 132.
De bijw bep is/zijn?
A
om tien uur
B
De docent
C
legt uit
D
om tien uur, in lokaal 132
Slide 32 - Quiz
Woordsoorten
Slide 33 - Diapositive
welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord
Slide 34 - Quiz
welk woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 35 - Quiz
zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
telwoord
meewerkend voorwerp
werkwoordelijk
gezegde
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
voorzetsel
lidwoord
Slide 36 - Question de remorquage
Ben je tevreden wat je nu weet voor de toets over grammatica?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 37 - Sondage
Huiswerk
- Minimaal zes hoofstukken gelezen uit je boek
- Theorie en opdrachten leren voor de toets
- Voorkantje
- Foto en info auteur
- Drie plaatjes van andere boeken
Slide 38 - Diapositive
Ben je tevreden over wat je nog wist over zinsdelen?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 39 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
H.6 NN5 3GT Zinsdelen en woordsoorten + oef. K&L
Janvier 2021
- Leçon avec
17 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Oefeningen woordsoorten + zinsleer
Octobre 2024
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Grammatica zinsontleding
Janvier 2023
- Leçon avec
38 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
3 april - Ontleden zinsdelen (Bijwoordelijke bepaling + herhalen pv/ow/wg/lv/mv)
Mars 2023
- Leçon avec
42 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
Grammatica zinsontleding
Mars 2022
- Leçon avec
33 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Grammatica zinsontleding
Février 2020
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
V2 Grammtica 6
Octobre 2022
- Leçon avec
28 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Grammatica zinsontleding
Septembre 2022
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3