Taal Blok 3 Les 15 en 16 voegwoorden omdat en terwijl

Wat weet jij over voegwoorden?
1 / 26
suivant
Slide 1: Question ouverte
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat weet jij over voegwoorden?

Slide 1 - Question ouverte

Slide 2 - Diapositive

Gebruik het voegwoord maar
Mario helpt graag. Hij wordt nooit gevraagd.

Slide 3 - Question ouverte

In welke zin is het voegwoord goed gebruikt?
Niemand wil zijn hulp. Hij is erg onhandig.
A
Niemand wil zijn hulp, maar hij is erg onhandig.
B
Niemand wil zijn hulp, want hij is erg onhandig.
C
Niemand wil zijn hulp of hij is erg onhandig.
D
Niemand wil zijn hulp, dus hij is erg onhandig.

Slide 4 - Quiz

In welke zin is het voegwoord goed gebruikt?
Mag Mario jou helpen? Heb je geen hulp nodig?
A
Mag Mario jou helpen, maar heb je geen hulp nodig?
B
Mag Mario jou helpen, want heb je geen hulp nodig?
C
Mag Mario jou helpen of heb je geen hulp nodig?
D
Mag Mario jou helpen, dus heb je geen hulp nodig?

Slide 5 - Quiz

Gebruik het voegwoord dus
Mario is heel sterk. Hij kan heel goed tillen.

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

voorbeelden
De juf legt uit. Ik maak een aantekening.
De juf legt uit, terwijl ik een aantekening maakt.

terwijl zeg je als twee dingen gelijkertijd gebeuren
Ik ga niet naar buiten. Het regent heel erg.
Ik ga niet naar buiten, omdat het erg regent.

omdat zeg je als je ergens een reden van wilt geven

Slide 8 - Diapositive

Maak de zin af.
Ik ga naar de winkel. De melk is op.
Ik ga naar de winkel, omdat ....

Slide 9 - Question ouverte

Maak de zin af.
Joost kijkt naar de televisie. Hij speelt met lego.
Joost kijkt naar de televisie, terwijl ....

Slide 10 - Question ouverte

samen
Hoe maak ik met de voegwoorden omdat en terwijl van twee zinnen één zin?

Malik kan goed schaken. Hij oefent elke dag thuis.

  • Stap 1: Lees de zinnen.


Slide 11 - Diapositive

samen
Hoe maak ik met de voegwoorden omdat een zin?

Malik kan goed schaken. Hij oefent elke dag thuis.




Slide 12 - Diapositive

samen
Hoe maak ik met de voegwoorden terwijl een zin?

Marijke loopt op straat. Ze belt haar vriendin.




Slide 13 - Diapositive

Juliette belt Lizz, ..... ze in haar agenda bladert.
A
omdat
B
terwijl

Slide 14 - Quiz

Marley belt Loran, ..... ze wil weten hoe laat ze naar judo moet.
A
omdat
B
terwijl

Slide 15 - Quiz

Tevvy weet dat niet, ..... ze vorige week ziek was.
A
omdat
B
terwijl

Slide 16 - Quiz

Elin praat met haar, ..... ze de hond uitlaat.
A
omdat
B
terwijl

Slide 17 - Quiz

Kerem loopt snel door, ..... het begint te regenen.
A
omdat
B
terwijl

Slide 18 - Quiz

Fenne zegt Gaby-Ann gedag, ..... ze de deur open doet.
A
omdat
B
terwijl

Slide 19 - Quiz

Fenne zegt Gaby-Ann gedag, ..... ze de deur open doet.
A
omdat
B
terwijl

Slide 20 - Quiz

Maak de zin af!
Ik gaf mijn hamster eten, terwijl ......

Slide 21 - Question ouverte

Maak de zin af!
Mijn hamster ontsnapte, omdat ....

Slide 22 - Question ouverte

lesafsluiting
Welk voegwoord gebruik je?
staan = omdat         zitten = terwijl

Mijn hamster ontsnapte.
Ik liet de deur van de kooi open staan.

Slide 23 - Diapositive

lesafsluiting
Welk voegwoord gebruik je?
staan = omdat          zitten = terwijl

Het konijn eet van het voer.
Hij zit in zijn hok.

Slide 24 - Diapositive

lesafsluiting
Welk voegwoord gebruik je?
staan = omdat          zitten = terwijl

Ik speel een spelletje.
Mijn moeder vouwt de was op.

Slide 25 - Diapositive

taal
les 16,
bladzijde 62

Maak alle opgaven


Slide 26 - Diapositive