taalverrijking

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Taalverrijking

afleidingen, stijlfouten, vaktaal en homoniemen

1.7 afleidingen

+ voorvoegsels (prefix) en achtervoegsels (suffix)

+ zn + prefix/suffix

+ onnatuurlijk

Noteer een afleiding.

3.7 stijlfouten

+ herhaling leerjaar 1 + 2

+ leerjaar 3

+ maak deel B

Mij, me, mijn en m’n (3)

+ persoonlijk voornaamwoord, wederkerend voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord

+ Vraag dat niet aan mij (vervangen door een naam)

+ Dat is me nooit verteld! (vervangen door een naam)

+ Dat is mijn moeder (bezit, van mij)

Jou, jouw en jij (3)

+ persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord

+ Ik ben gek op jou (vervangen door een naam)

+ Ik heb jouw schrift niet geleend. 

+ Jij bent ouder dan ik.

Als/dan (3)

+ trappen van vergelijking

+ mooi, mooier, mooist

+ stellende, vergrotende en overtreffende trap

+ bij vergrotende trap: dan

+ bij ongelijkheid: dan

+ bij gelijkheid: als

Hij is even oud als ik. 

Zij, hun en hen (4)

+ meervoud, bezittelijk voornaamwoord en persoonlijk voornaamwoord

+ Zij zijn te laat.

+ Het is niet hun schuld (bzn, schuld)

Ik zal het aan hen vragen (meew. vw.)

Hun is nooit onderwerp! 

Die, dat en wat (3)

+ afhankelijk van lidwoord

+ De boom DIE daar staat.

+ Het meisje DAT daar loopt.

+ Wat = onbepaald 

Het is wat ik zeg.

Met wie en waarmee, door wie/waardoor, op wie/waarop (3)

+

+ doet een persoon het? met wie/door wie/op wie

+ doet een ding het? waarmee/waardoor/waarop

Dat en wat (2)

+ dat is bepaald en specifiek : dat vind ik leuk (aanwijzen)

+ wat is onbepaald en slaat terug op de hele vorige zin

Dat onderdeel van Nederlands, wat ik leuk vind.

Maak eens een vergelijking met als.

Maak eens een vergelijking met dan.

2.7 vaktaal

+ jargon

+ in bepaalde groepen gebruikt

+ herkenning

+ SO, FIFO e.d.

Aan de slag!

+ maak 1.7, deel B

+ maak 2.7 (lees ook de theorie van leerjaar 1 + 2), deel B

+ maak 3.7, deel B

+ maak de voortgangstoetsen (deel D)

homoniemen, homofonen en homografen

hetzelfde, maar toch anders

homoniemen

homo = hetzelfde/gelijk

+ niem = naam

+ homoniem = dezelfde naam

WEL een andere betekenis

homofonen

homo = hetzelfde/gelijk

+ foon = klank

+ homofoon = dezelfde klank

WEL een andere betekenis

homografen

homo = hetzelfde/gelijk

+ graaf = schrift

+ homofoon = hetzelfde schrift

WEL een andere betekenis

Zoek nu zelf eens een voorbeeld van een homoniem, homofoon of homograaf.

SO Taalverrijking 

+ dinsdag 18 oktober (MT3D)

+ donderdag 20 oktober (M3A)