meervoud 2.13
1 / 27
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Wat is het meervoud van: juf?
A
jufs
B
juven
C
juffen
Slide 14 - Quiz
meervoud van oog
A
ogen
B
oggen
C
oogen
D
oge
Slide 15 - Quiz
Wat is het meervoud van: druif?
A
druiven
B
druifs
C
druifjes
D
druifen
Slide 16 - Quiz
Wat is het meervoud van: wc
A
wcs
B
wc's
C
wc-en
Slide 17 - Quiz
Wat is het meervoud van DE AUTO
A
de autos
B
de auto's
Slide 18 - Quiz
meervoud van school
A
scholen
B
schole
C
schollen
D
schoolen
Slide 19 - Quiz
Wat is het meervoud van glas?
A
glassen
B
glaazen
C
glazen
D
glaasen
Slide 20 - Quiz
Wat is het meervoud van 'huis'?
A
huizeren
B
huisen
C
huissens
D
huizen
Slide 21 - Quiz
Wat is het meervoud van 'kat'?
A
katen
B
katten
C
kats
D
kattens
Slide 22 - Quiz
meervoud van been
A
beene
B
benen
C
beenen
D
bennen
Slide 23 - Quiz
meervoud van kind?
A
kinds
B
kinden
C
kinderen
Slide 24 - Quiz
meervoud van raam
A
rammen
B
ramens
C
rame
D
ramen
Slide 25 - Quiz
meervoud:
ziekte
ziekte
A
ziekten
B
ziektes
Slide 26 - Quiz
Het meervoud van het blad is...
A
bladen
B
bladeren
C
blaadje
D
bladje
