T1 verbos+ bez.vnm

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

BIENVENIDOS

Hoy es

- lunes el tres de abril

- miércoles el cuatro de abril

la planificación

• corregir los deberes (hw nakijken)
• a trabajar
• explicación (uitleg) bezittelijk voornaamwoorden
• a trabajar
• los deberes
• ejercicios (y hablar)

corregir los deberes

huiswerk nakijken

leren van de woordenlijst

Ejercicio 1.2 A, B, C

1.3 Werkwoorden in schrift

+ pag 16 & 17 -> 1.4 de werkwoorden

leren van de woordenlijst

1.2

A

1. hija

2. marido

3. nieto

4. madre

5. abuelo

6. padres

B

1. las hijas

2. los hijos

3. los hermanos

4. la hermana

5. los nietos

6. la nieta

7. los nietos

C

1. Gloria

2. Paco

3. Emilia

4. Juan

5. Ana

6. Carlos

7. Lola

1.3 Los verbos

	ser	tener	llamarse
yo	soy	tengo	me llamo
tú	eres	tienes	te llamas
él/ella/usted	es	tiene	se llama
nosotr@s	somos	tenemos	nos llamamos
vosotr@s	sois	tenéis	os llamáis
ell@s/ustedes	son	tienen	se llaman

1.4

A

1. tienes
2. tengo
3. tiene
4. tenemos
5. tienen
6. tenéis
7. tiene

B

1. se llama
2. se llama
3. se llaman
4. te llamas
5. me llamo
6. nos llamamos

C

1. eres
2. soy
3. son
4. sois
5. somos
6. es

1.4 D

1. soy / me llamo
2. tengo
3. soy
4. tengo
5. se llama
6. se llama
7. tiene

8. tiene

9. tengo

10. se llaman

11. tiene

12. tiene

13. es

14. son

VOCABULARIO --> vertalen

de kleinzoon

1. el primo
2. el nieto
3. la prima
4. la nieta

los abuelos

1. de grootouders
2. de ouders
3. de ooms
4. de tantes

de nichtjes (van oom/tante)

1. las primas
2. los primos
3. las sobrinas
4. los sobrinos

IK HEB 4 KINDEREN
(3 dochters en 1 zoon)

1. yo tengo cuatro hijas
2. yo tengo tres nietos
3. yo tengo cuatro hijos
4. yo tengo cuatro nietos

a trabajar

LA pág 52 ejercicio 1

Explicación / uitleg

bezittelijk voornaamwoorden

A leer (lezen)

página 19 moduleboekje

¿Qué habéis leído?

Wat hebben jullie gelezen?

Bezittelijk voornaamwoord

Wat is een bezittelijk vnw in het Nederlands?

Dit is een woord wat een bezit aangeeft.

Zoals: mijn, jouw, onze, etc

Bezittelijk vnw.

mijn

jouw

zijn/haar/uw

ons/onze

jullie

hun/uw

mi

tu

su

nuestro

vuestro

su

mi

tu

su

nuestra

vuestra

su

mis

tus

sus

nuestros

vuestros

sus

mis

tus

sus

nuestras

vuestras

sus

enkelvoud                  meervoud

Bezittelijk vnw.

• Het bezittelijk vnw. richt zich in het Spaans op het bezit en niet naar de bezitter zoals in het Nederlands. 
• Is het bezit meervoud, dan wordt het bezittelijk vnw. ook meervoud --> mis/sus/nuestros
• Bij nuestro/vuestro heb je ook nog een vrouwelijke vorm
  --> nuestra/vuestra. 

voorbeelden:

Kijk dus naar het woord wat erachter staat! Is dit mannelijk of vrouwelijk / enkelvoud of meervoud? 

Dan pas je het bezittelijk vnm. daarop aan

• mi casa                         =   mijn huis
  
• tus libros                      =   jouw boeken
• nuestra profesora        =   onze lerares
• sus amigos                   =   zijn/haar vrienden

Hoe zeg je in het Spaans:
jouw huis?

Hoe zeg je in het Spaans:
mijn vader?

Hoe zeg je in het Spaans:
haar zussen?

Hoe zeg je in het Spaans:
onze opa&oma

Hoe zeg je in het Spaans:
jouw boeken

a trabajar

LA pág 52 

ejercicio 2 / 3 / 4

2/3

4

Nuestros, 

nuestro, 

nuestra, 

mi, 

mi, 

mi, 

sus, 

tu

Los deberes

LE 3.1, 3.2 y 3.3 (LE p. 18 y 19)

 VWO: ivm lesuitval Pasen ook 3.4, 3.5, 3.6

              ¡ojo!

seguimos con la clase

we gaan door met de les

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
Hoe gebruik je deze in het Spaans?

Alvast een fijn Pasen

3.1

3.2 + 3.3

Respuestas

respuestas