Rechtsvormen quiz - 4 vwo

Quiz rechtsvormen 
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Quiz rechtsvormen 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Natuurlijk persoon
Rechtspersoon
Stichting
VOF
NV
BV
Vereniging
EZ

Slide 3 - Question de remorquage

Noem het verschil tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon

Slide 4 - Question ouverte

Bij een bv zijn de aandelen vrij verhandelbaar en kunnen worden verhandeld op de beurs
A
Waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Welke oprichtingsverplichting is specifiek voor de NV
A
Inschrijven bij de kvk
B
Vergunningen aanvragen
C
Oprichtingsakte bij de notaris
D
Startkapitiaal van €45.000

Slide 6 - Quiz

Welke rechtsvorm of rechtsvormen kan je alleen starten?
A
EZ
B
NV
C
BV
D
VOF

Slide 7 - Quiz

Noem het grootste verschil tussen de stichting en vereniging

Slide 8 - Question ouverte

Een non -profit/ niet commerciële rechtsvorm kan wel winst maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat gebeurt er met de continuïteit van de onderneming als een van de eigenaren overlijd?
A
De onderneming stop te bestaan.
B
De aandelen worden verkocht.
C
De aandelen gaan naar de erfnamen.
D
De aandelen worden aangeboden aan de andere aandeelhouders. als dit is opgenomen in de aandeelhoudersovereenkomst.

Slide 10 - Quiz

Welke stelling is juist.
A
btw die de onderneming heeft berekend aan klanten moet worden afgedragen aan de belastingdienst.
B
Alle btw die de onderneming heeft betaald aan leveranciers moeten ze afdragen aan de belastingdienst.

Slide 11 - Quiz

Een onderneming met 2 of meer eigenaren zonder scheiding van privévermogen en zakelijkvermogen.
A
ez
B
vof
C
nv
D
bv

Slide 12 - Quiz