3.1 Grammar + Find out

Vak: Engels
Hoofdstuk: Unit 3
1.
Lesopening / Lesson opening
2.
Lesdoel / Goals 
3. 
Arrangement + mini-check
4.
Instructie / Instruction
5.
Begeleid inoefenen / Guided practice
6.
Zelfstandig werken / work independently 
7.
Evaluatie / Evaluation
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Vak: Engels
Hoofdstuk: Unit 3
1.
Lesopening / Lesson opening
2.
Lesdoel / Goals 
3. 
Arrangement + mini-check
4.
Instructie / Instruction
5.
Begeleid inoefenen / Guided practice
6.
Zelfstandig werken / work independently 
7.
Evaluatie / Evaluation

Slide 1 - Diapositive

1. Lesopening/lesson opening LJ1/LJ2
Take your English book and open it on page 143. 



Slide 2 - Diapositive

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- kun je de grammar over A or an toepassen;
- kun je de grammar over To be toepassen;


Slide 3 - Diapositive

3. Arrangementen + mini-check
Verdiept arrangement (8 gemiddeld of hoger): niemand




Iedereen doet mee met de mini-check. 

Slide 4 - Diapositive

a of an?
.... ear
A
a
B
an

Slide 5 - Quiz

a of an?
.... hero
A
a
B
an

Slide 6 - Quiz

They ... at school
A
am not
B
is not
C
isn't
D
aren't

Slide 7 - Quiz

Your old jacket _____ too small.
A
am
B
is
C
are

Slide 8 - Quiz

Wie maakt wat? 
Had je 3 of 4 vragen van de mini-check goed? Dan mag je zelfstandig aan het werk. 
Je maakt opdracht 4 t/m 6 blz. 91 t/m 93 en opdracht 9 t/m 11 op blz 94 t/m 96


De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Diapositive

4. Instructie

Slide 10 - Diapositive

Grammar
a/an = een
a en an betekenen allebei: een (van de/het/een). 
In het Nederlands zeggen we bijvoorbeeld: ik heb zin in een appel. Als je deze zin naar het Engels wil vertalen zal je moeten kiezen tussen a of an. Er zijn dus 2 Engelse woorden voor 1 Nederlands woord.

Slide 11 - Diapositive

Wanneer kies je welke?
a = woord erna eindigt op een medeklinkerklank
vb. a chair, a book, a uniform

an = woord erna eindigt op klinkerklank
vb. an apple, an uncle
Let op: het gaat om de klank (dus hoe je het zegt) en niet om hoe je het schrijft.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Wat betekent het werkwoord 'to be'?
'To be' is het werkwoord 'zijn'.

I                 am
He             is
She           is
It                is
You           are
We            are
You           are 
They         are

Slide 14 - Diapositive

Vormen van 'to be'



In de tegenwoordige tijd heb je drie vormen van 'to be', namelijk:
am, are & is

Voorbeelden:
I am the best                                   He is the best                   You are the best
Am hoort bij
I
Are hoort bij
you, we, they & you
Is hoort bij
he, she & it

Slide 15 - Diapositive

Het werkwoord 'to be' afkorten
Je kunt het werkwoord 'to be' ook afkorten.


I am the best                 --> I'm the best
You are the best          --> You're the best
She is the best             --> She's the best
Dit kan alleen bij persoonlijke voornaamwoorden

Slide 16 - Diapositive

6. Zelfstandig werken / work independently 
Je maakt zelfstandig opdracht 4 t/m 6 blz. 91 t/m 93 en opdracht 9 t/m 11 op blz. 94 t/m 96.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna ga je de woordjes en zinnen van 3.1 oefenen via quizlet 


timer
25:00

Slide 17 - Diapositive

7. Evaluatie/Evaluation
How was this lesson?
Do you have any questions about this lesson?

- kun je de grammar over A or an toepassen;
- kun je de grammar over To be toepassen;


Slide 18 - Diapositive

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Vrijdag 2 februari
3.1 Exercise 4 t/m 6 and 9 t/m 11


Toetsen LJ1: 
Geen



Slide 19 - Diapositive