3.1 opdr 7 t/m 11

Vak: Engels
Hoofdstuk: 3 Fashion, lesson 1
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel 
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Vak: Engels
Hoofdstuk: 3 Fashion, lesson 1
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel 
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Diapositive

1. Lesopening
Pak je boek van Engels en open deze op blz 93.

Slide 2 - Diapositive

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- kun je de woorden van les 1 toepassen;
- kun je de grammar over A or an toepassen;
- kun je de grammar over To be toepassen;

Leergebiedoverstijgend doel:
Samenwerkend leren
- Accepteert feedback van medeleerlingen door zijn gedrag aan te passen.

Slide 3 - Diapositive

3. Arrangementen
Verdiept arrangement (gemiddeld een 8 of hoger):
Gwen, Keano, Daan, Daniël, Bregje en Nick

Jullie kunnen zelfstandig aan de slag! Lees goed de theorie door en maak daarna opdracht 7 t/m 11 


Slide 4 - Diapositive

a of an?
.... ear
A
a
B
an

Slide 5 - Quiz

a of an?
.... hero
A
a
B
an

Slide 6 - Quiz

They ... at school
A
am not
B
is not
C
isn't
D
aren't

Slide 7 - Quiz

Grammar
a/an = een
a en an betekenen allebei: een (van de/het/een). 
In het Nederlands zeggen we bijvoorbeeld: ik heb zin in een appel. Als je deze zin naar het Engels wil vertalen zal je moeten kiezen tussen a of an. Er zijn dus 2 Engelse woorden voor 1 Nederlands woord.

Slide 8 - Diapositive

Wanneer kies je welke?
a = woord erna eindigt op een medeklinkerklank
vb. a chair, a book, a uniform

an = woord erna eindigt op klinkerklank
vb. an apple, an uncle
Let op: het gaat om de klank (dus hoe je het zegt) en niet om hoe je het schrijft.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Wat betekent het werkwoord 'to be'?
'To be' is het werkwoord 'zijn'.

I                 am
He             is
She           is
It                is
You           are
We            are
You           are 
They         are

Slide 11 - Diapositive

Vormen van 'to be'



In de tegenwoordige tijd heb je drie vormen van 'to be', namelijk:
am, are & is

Voorbeelden:
I am the best                                   He is the best                   You are the best
Am hoort bij
I
Are hoort bij
you, we, they & you
Is hoort bij
he, she & it

Slide 12 - Diapositive

Het werkwoord 'to be' afkorten
Je kunt het werkwoord 'to be' ook afkorten.


I am the best                 --> I'm the best
You are the best          --> You're the best
She is the best             --> She's the best
Dit kan alleen bij persoonlijke voornaamwoorden

Slide 13 - Diapositive

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 7 t/m 11 op blz 93 t/m 96.


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna kun je een boek lezen, tekenen of een smartgame pakken

timer
1:00

Slide 14 - Diapositive

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

Heb je het werk nog niet af? 
- Afmaken in arrangementtijd of huiswerk!

Slide 15 - Diapositive

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Lukt het je om vragen die woorden gesteld uit een tekst te halen?
Heb je nog ergens hulp bij nodig?

Slide 16 - Diapositive