2ha chapitre 1 parler B/C

Focusleren
Français en classe
(C)
Au travail
Doel
Je kunt op verschillende manieren vertellen hoe je afgelopen vakantie was.

Je weet het verschil tussen de uitspraak van 'é' en 'è'.

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Focusleren
Français en classe
(C)
Au travail
Doel
Je kunt op verschillende manieren vertellen hoe je afgelopen vakantie was.

Je weet het verschil tussen de uitspraak van 'é' en 'è'.

Slide 1 - Diapositive

Focusleren
Startopdracht


timer
5:00
page 30

Slide 2 - Diapositive

Overhoring A
1. la rentrée                             11. Het was vreselijk.
2. het zwembad                        12. Ik ben in België geweest.
3. tijdens
4. terrible                                 13. quatre-vingt-dix-neuf
5. le pays
6. geweldig
7. le train
8. en Allemagne
9. parler / tu parles / tu as parlé
10. en Espagne

Slide 3 - Diapositive

Overhoring A
1. de eerste schooldag / het begin v. h. sch     11. C'était terrible.
2. la piscine                                            12. J'ai été en Belgique.
3. pendant
4. vreselijk                                          13. 99
5. het land
6. formidable
7. de trein
8. in/naar Duitsland
9. praten / jij praat / jij hebt gesproken
10. in/naar Spanje

Slide 4 - Diapositive

Français en classe
  • Tu es en quelle classe?
  • Tu as quelles matières le lundi?
  • Quelle est ta matière préférée ?
  • Qui est ton prof de biologie / maths ?
  • C'est quand ton anniversaire?
  • Tu as passé de bonnes vacances?
  • Tu as été où ?
  • Avec qui ?
  • Il a fait beau / mauvais ?
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Quel vacancier es-tu?

Slide 6 - Diapositive

Quel vacancier es-tu?
1. In tweetallen. Bekijk de quizvragen 1 t/m 5 (p: vingt-sept).

2. Markeer/onderstreep de woorden die jullie kennen.

3. Omcirkel de woorden die je niet kent en nodig denkt te hebben.

page vingt-sept
timer
3:50

Slide 7 - Diapositive

Quel vacancier es-tu?
 1. Premier jour de vacances. Qu'est-ce que tu penses?
  • De eerste dag van de vakantie. Wat denk jij? 

 2. Tu pars (jij vertrekt) en vacances. Où et avec qui?
  • Jij vertrekt op vakantie. Waar en met wie?

 3. Tu as gagné 1 million d'euros. Tu vas où?
  • Je hebt 1 miljoen euro gewonnen. Waar ga je heen?

Slide 8 - Diapositive

Quel vacancier es-tu?
4. Pourquoi tu as passé de bonnes vacances ? Car.... (omdat)
  • Waarom heb jij een goede/leuke vakantie gehad? 

5. Tu es sur une île déserte. Qu'est-ce que tu fais ?
  • Je bent op een onbewoond eiland / verlaten eiland. Wat doe je?

Slide 9 - Diapositive

Au travail
fais exercices:
9 werk met je buur. Je gaat een tekst lezen over de vakantie. Bekijk de kaart op blz. 181. Beantwoord de vragen in het Frans.
10abcd
11

Slide 10 - Diapositive

9
en Afrique
oui

Slide 11 - Diapositive

10
 3. Tu as gagné 1 million d'euros. Tu vas où?

Je hebt 1 miljoen euro gewonnen. 
Waar ga je heen?

Slide 12 - Diapositive

10
5. Tu es sur une île déserte. Qu'est-ce que tu fais ?

 Je bent op een onbewoond eiland / verlaten eiland. Wat doe je?

Slide 13 - Diapositive

10
1. Premier jour de vacances. Qu'est-ce que tu penses?

De eerste dag van de vakantie. Wat denk jij?

Slide 14 - Diapositive

11

Slide 15 - Diapositive

page 30

Slide 16 - Diapositive

Les mots avec 'é'

Slide 17 - Carte mentale

Les mots avec 'è'

Slide 18 - Carte mentale

choisis (kies) é of è

le fr_re = de broer
A
é
B
è

Slide 19 - Quiz

choisis (kies) é of è

l'ét_ = de zomer
A
é
B
è

Slide 20 - Quiz

choisis (kies) é of è

_couter = luisteren
A
é
B
è

Slide 21 - Quiz

choisis (kies) é of è

le p_re = de vader
A
é
B
è

Slide 22 - Quiz

choisis (kies) é of è

le caf_ = de koffie
A
é
B
è

Slide 23 - Quiz

page 30

Slide 24 - Diapositive

trente-et-un
timer
1:00

Slide 25 - Diapositive

trente-et-un
timer
1:00

Slide 26 - Diapositive