Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Leestekens
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel
Je kunt leestekens op de juiste manier gebruiken.
Slide 2 - Diapositive
Waarom gebruik je leestekens?
Slide 3 - Carte mentale
Begrip
Leestekens: tekens die in de tekst gebruikt worden om een tekst beter leesbaar te maken.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Een zin eindigt met een leesteken.
Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
Uitroepteken (uitroep): Doe je best!
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
onzetaal.nl
Slide 8 - Lien
Waarom gebruik je in de ene afkorting wel punten en in de andere afkorting geen punten?
Slide 9 - Question ouverte
Komma
De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.
Slide 10 - Diapositive
Ik hou van je mama.
Ik hou van je, mama.
Spaar de moordenaar, niet doden!
Spaar de moordenaar niet, doden!
Ik hou van katten eten en tv kijken.
Ik hou van katten, eten en tv kijken.
Welk verschil maakt de komma in deze zinnen?
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Schrijf de zin over, met de komma op de juiste plek.
Als je gesport hebt moet je daarna douchen.
Slide 13 - Question ouverte
Als je gesport hebt, moet je daarna douchen.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Wat gebeurt hier?
De patiënt redt het: niet het donorhart invriezen dus!
De patiënt redt het niet: het donorhart invriezen dus!
Slide 18 - Diapositive
Schrijf de zin over, met de dubbele punt en komma op de juiste plek.
Laatst toen ik mijn kamer aan het opruimen was vond ik allerlei spullen van toen ik jong was lego barbies kaartspellen en knuffels.
Slide 19 - Question ouverte
Laatst,toen ik mijn kamer aan het opruimen was, vond ik allerlei spullen van toen ik jong was: lego, barbies, kaartspellen en knuffels.
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Vul de zin met het juiste leesteken aan. Kies uit: komma, dubbele punt of puntkomma. - Hester kan moeilijk kiezen […] ze twijfelt altijd.
A
komma
B
dubbele punt
C
puntkomma
Slide 22 - Quiz
Vul de zin met het juiste leesteken aan. Kies uit: komma, dubbele punt of puntkomma. - Mijn vader moppert altijd als ik te laat ben […] maar nu moet ik op hem wachten!
A
komma
B
dubbele punt
C
puntkomma
Slide 23 - Quiz
In welke zin is de puntkomma goed gebruikt:
A
Ik moet deze week thuisblijven; want ik ben in quarantaine
B
Ik moet deze week thuisblijven; ik ben in quarantaine
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Diapositive
taaladvies.net
Slide 26 - Lien
Leg uit wanneer je een enkele aanhalingsteken (') gebruikt en wanneer een dubbele (").
Slide 27 - Question ouverte
Voorbeeld aanhalingstekens
LET OP!
Bij een indirecte rede (je schrijft dan niet letterlijk iemands woorden) en bij gedachten gebruik je geen aanhalingstekens.
- Rachel vroeg aan Sem of hij een pen voor haar had.
Slide 28 - Diapositive
‘Isabelle zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout
Slide 29 - Quiz
Bjorn vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout
Slide 30 - Quiz
Nina zei tegen Joost: ‘Ik kan het niet vinden.’
A
Goed
B
Fout
Slide 31 - Quiz
Hij dacht dat hij wel op tijd kon komen.
A
juist
B
onjuist
Slide 32 - Quiz
Bollo, de hond van de buren, heeft het hele weekend geblaft.