3.2.1 Leestekens

Leestekens 

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Leestekens 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
  • Je kunt leestekens op de juiste manier gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Waarom gebruik je
leestekens?

Slide 3 - Carte mentale

Begrip
  • Leestekens: tekens die in de tekst gebruikt worden om een tekst beter leesbaar te maken. 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Een zin eindigt met een leesteken.
  • Punt (gewone zin):
    De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin):
    Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep):
    Doe je best!

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Waarom gebruik je in de ene afkorting wel punten en in de andere afkorting geen punten?

Slide 9 - Question ouverte

Komma
De komma is een korte pauze
in een zin. Zonder de komma
kan een zin verkeerd
geïnterpreteerd worden.

Slide 10 - Diapositive

Ik hou van je mama.
Ik hou van je, mama.
Spaar de moordenaar, niet doden!
Spaar de moordenaar niet, doden!
Ik hou van katten eten en tv kijken.
Ik hou van katten, eten en tv kijken.
Welk verschil maakt de komma in deze zinnen?

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Schrijf de zin over, met de komma op de juiste plek.

Als je gesport hebt moet je daarna douchen.

Slide 13 - Question ouverte

Als je gesport hebt, moet je daarna douchen.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Wat gebeurt hier?

  • De patiënt redt het: niet het donorhart invriezen dus!
  • De patiënt redt het niet: het donorhart invriezen dus!

Slide 18 - Diapositive

Schrijf de zin over, met de dubbele punt en komma op de juiste plek.

Laatst toen ik mijn kamer aan het opruimen was vond ik allerlei spullen van toen ik jong was lego barbies kaartspellen en knuffels.

Slide 19 - Question ouverte

Laatst, toen ik mijn kamer aan het opruimen was, vond ik allerlei spullen van toen ik jong was: lego, barbies, kaartspellen en knuffels.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Vul de zin met het juiste leesteken aan. Kies uit: komma, dubbele punt of puntkomma.
- Hester kan moeilijk kiezen […] ze twijfelt altijd.
A
komma
B
dubbele punt
C
puntkomma

Slide 22 - Quiz

Vul de zin met het juiste leesteken aan. Kies uit: komma, dubbele punt of puntkomma.
- Mijn vader moppert altijd als ik te laat ben […] maar nu moet ik op hem wachten!
A
komma
B
dubbele punt
C
puntkomma

Slide 23 - Quiz

In welke zin is de puntkomma goed gebruikt:
A
Ik moet deze week thuisblijven; want ik ben in quarantaine
B
Ik moet deze week thuisblijven; ik ben in quarantaine

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Lien

Leg uit wanneer je een enkele aanhalingsteken (') gebruikt en wanneer een dubbele (").

Slide 27 - Question ouverte

Voorbeeld aanhalingstekens
LET OP! 
Bij een indirecte rede (je schrijft dan niet letterlijk iemands woorden) en bij gedachten gebruik je geen aanhalingstekens.

- Rachel vroeg aan Sem of hij een pen voor haar had.

Slide 28 - Diapositive

‘Isabelle zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quiz

Bjorn vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quiz

Nina zei tegen Joost: ‘Ik kan het niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 31 - Quiz

Hij dacht dat hij wel op tijd kon komen.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

Bollo, de hond van de buren, heeft het hele weekend geblaft.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo