1E - Nederlands - Woordenschat hs 1


- Woordenschat hoofdstuk 1

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon


- Woordenschat hoofdstuk 1

Slide 1 - Diapositive

huiswerk nakijken
oefening 1 en 2 vanaf blz. 12

Slide 2 - Diapositive

De wolf is permanent aanwezig in Nederland.

Slide 3 - Diapositive

De ondergepoepte vogels staan duidelijk onderaan in de hiërarchie.

Slide 4 - Diapositive

Doelen Woordenschat hs 1

- ik kan de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van een synoniem


- Ik ken de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit de paragraaf

Slide 5 - Diapositive

Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


patat - friet

Slide 6 - Diapositive

woordraadstrategie synoniem
Ken je een woord niet? Zoek naar een synoniem in een tekst.
Bijvoorbeeld: exact = precies

Hoe vind je een synoniem?
- lees in dezelfde zin, lees de zin ervoor, lees de zin erna
- lees in de andere (volgende) alinea

Slide 7 - Diapositive

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

boete - bekeuring

liegen - jokken

schrijver - auteur

Slide 8 - Diapositive

De context gebruiken
  • De 'context' zijn de woorden of zinnen rondom het nieuwe
    woord.


  • De context helpt je te raden wat het woord betekent.


  • Soms staat er verderop in de tekst een synoniem (een ander woord dat bijna hetzelfde betekent)

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld gebruiken context



'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'




Slide 10 - Diapositive

Uitleg voorbeeld
'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'

Door de rest van de eerste zin begrijp je dat je
bij een opticien brillen kunt kopen. 

In de tweede zin staat een synoniem
voor opticien: brillenwinkel

Slide 11 - Diapositive

Wat is een synoniem voor gunstig?
A
voordelig
B
iets voor iemand anders doen
C
aardig
D
boos

Slide 12 - Quiz

Wat is een synoniem voor roddelen?
A
praten
B
kwaadspreken
C
zingen
D
vrouwen die praten

Slide 13 - Quiz

Wat is een synoniem voor bonje?
A
bonte kleuren
B
vijf euro
C
ruzie
D
een kleine bon

Slide 14 - Quiz

Wat is een synoniem voor oprecht?
A
goed
B
niet scheef
C
iemand die rechten studeert
D
eerlijk

Slide 15 - Quiz

Onder een uitdrukking wordt een vaste combinatie van woorden verstaan waarmee meestal indirect een situatie wordt benoemd.

Slide 16 - Diapositive

Ook in veel uitdrukkingen staan synoniemen of woorden met dezelfde betekenis. Ken jij ze?

Slide 17 - Diapositive

Welk uitdrukking past in de zin?
Alle vragen van de rechter beantwoordde Mathilde ________________________.
A
kommer en kwel
B
pais en vree
C
onbekend maakt onbemind
D
naar eer en geweten

Slide 18 - Quiz

Op het kinderdagverblijf was alles het eerste uur ............. maar daarna ontstond er een geweldige onrust.
A
kommer en kwel
B
pais en vree
C
schots en scheef
D
bont en blauw

Slide 19 - Quiz

Welke uitdrukking past in de zin?

Die opmerking van jou is heel raar en raakt [...].

A
kant noch wal
B
kommer en kwel
C
nooit ofte nimmer
D
pais en vree

Slide 20 - Quiz

Welke uitdrukking past in de zin?
Na de chaotische wiskundeles stonden alle tafels .................. in het lokaal.
A
kommer en kwel
B
pais en vree
C
schots en scheef
D
bont en blauw

Slide 21 - Quiz

Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis
B
Een ander woord met dezelfde betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Hetzelfde woord in een andere taal

Slide 22 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met de "context"

Slide 23 - Question ouverte

Aan de slag!
Maak oefening 1 t/m 3 vanaf blz. 24

Slide 24 - Diapositive