Taalbeschouwing toets 2 (herfst/kerst)

Wat zijn wel werkwoorden en wat niet. Sleep ze naar de juiste kant. 
wel
geen
knutselen
boom
gooien
kist
moeder
maken
1 / 10
suivant
Slide 1: Question de remorquage
TaalBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat zijn wel werkwoorden en wat niet. Sleep ze naar de juiste kant. 
wel
geen
knutselen
boom
gooien
kist
moeder
maken

Slide 1 - Question de remorquage

In welke zin staat een lidwoord?
A
Mama staat op straat met haar fiets.
B
De juf is de kerstboom aan het opzetten.
C
Met kerst mogen we in mooie kleding naar school.

Slide 2 - Quiz

Hoeveel lidwoorden staan er in de volgende zin:

De juf gaat samen met de kinderen de kerstboom opzetten en er klinkt een muziekje.

Slide 3 - Question ouverte

Wat is geen werkwoord?
A
tekenen
B
luisteren
C
kleurpotlood
D
dansen

Slide 4 - Quiz

Welk werkwoord zie je hier?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

De kinderen maken een mooi kunstwerk.

A
De
B
kinderen
C
kunstwerk
D
maken

Slide 6 - Quiz

Sleep de zelfstandig naamwoorden naar wel en de andere woorden naar niet. 
wel
geen
juf Laura
gooien
bouwen
fiets
springen
kerstboom

Slide 7 - Question de remorquage

Bedenk een zin met twee zelfstandig naamwoorden.

Slide 8 - Question ouverte

Dit zijn allemaal werkwoorden.
springen, vliegen, knuffelen
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

In de kerstvakantie gaan we samen kerstkoekjes bakken.
A
kerstkoekjes
B
samen
C
bakken
D
we

Slide 10 - Quiz