week 37 - les 1

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Die Planung 

1. Overhoren

2. Klassensprache 

4. Haben & sein

5. sprechen

6. Bingo

5

• Je kunt het werkwoord haben en sein toepassen
• Je kunt je voorstellen in het Duits
  
• Je kunt tellen tot 100

Overhoren

• we maken twee even lange rijen voor het bord
• ik noem een woord - 2 leerlingen vooraan schrijven woord op
• Wie is het (snelst) én heeft het goed opgeschreven?
• De voorste persoon gaat als laatste in de rij staan

Klassensprache

Was sagst du, wenn du das Klassenzimmer betretest?

Wie fragst du, ob du auf die Toilette gehen darfst?

Was sagst du, wenn der Unterricht vorbei ist?

Klassensprache

Guten Tag, guten Morgen, hallo.

Darf ich bitte auf die Toilette gehen?

Bis zum nächsten Mal, Bis morgen, tschüss

Klassensprache

Was bedeutet: notiere deine Hausaufgaben!

Hoe zeg je in het Duits: Het spijt me, ik heb het huiswerk niet gemaakt/geleerd.

Es tut mir leid, ich habe die Hausaufgaben nicht gemacht / gelernt.

Klassensprache: neue Sätze

Seid ruhig / Achtung bitte / Setz dich bitte hin/setzt euch

Es tut mir leid, ich habe mein Buch vergessen.

Schrijf de laatste zin op in je schrift

'haben' en 'sein'

Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je in bijna iedere zin nodig.
Zeker voor zinnen met een voltooid deelwoord.

Blz 24

Wat is het verschil tussen:

Sie & sie?

Sie & sie

In het Duits schrijf je u altijd met een hoofdletter: Sie

Voltooid deelwoord

ge-hab-t

ge-wes-en

SO volgende week

Onderstreep het persoonlijke voornaamwoord in de zin (!) en kies de juiste vorm van haben/sein

Dus onderstreep de Duitse ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij en u en vul de juiste vorm in.

Voorbeeld: Ich ..... Niederländer. Ich bin Niederländer.

Aerobe - Lessonup

Nog niet in klas - nmavh

Xavier

Nikkie

Elena

Kellsay

Messie 

Liam

Wir .... Hausaufgaben gemacht.

1. sind
2. haben

Ihr .... gut gearbeitet.

1. habt
2. haben
3. hat
4. hast

Ihr ..... aus Köln.

1. sind
2. seid

Volgende opgaves

Welke woord zou je onderstrepen op het SO

Welk woord zou je invullen

Schrijf de 2 woorden onder elkaar op

............... du Zeit für mich?

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

.................. du müde?

Johann, wo...............du?

Zelfstandig werken

Opgave 18a en 18b blz 25

Onderstreep het persoonlijk voornaamwoord.

Vul de juiste vorm van haben en sein op.

Klaar? Maak oefening 19

Aufgabe 18: Grammatik

A 1 er hat

2 sie hat

3 ihr habt

4 wir haben

5 es hat

18B

1 ich bin

2 sie ist

3 wir sind

4 seid ihr

5 bist du

die Hausaufgaben

woensdag: leren werkwoord haben en sein blz 24 of 44

Maken oefening 19 blz 25 en oefeningen 1 en 3 blz 174 - Training

Bingo

Wat betekent Entschuldigung

1. Alsjeblieft
2. Sorry
3. Graag
4. Dank je

Wie heißt das Mädchen?

1. Anja
2. Tanja
3. Katja
4. Anita

Woher kommt der Junge?

1. Berlin
2. München
3. Köln
4. Hamburg

Was studiert das Mädchen?

1. Medizin
2. Englisch
3. Deutsch
4. Kunst

Wie alt ist der Junge?

1. 27
2. 26
3. 25
4. 24

Wie alt ist das Mädchen?

1. 27
2. 26
3. 25
4. 24

                                 TSCHÜSS

Bis ......