Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Hormoonstelsel/ endocriene stelsel
Slide 1 - Diapositive
Theorie learnbeat periode 3
Ziekteleer:
Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten
Ziekten van de nieren, urinewegen en geslachtsorganen
Slide 2 - Diapositive
Wat is het verschil tussen endocriene- en exocriene stelsel?
Slide 3 - Question ouverte
Wat is een hormoon?
Slide 4 - Carte mentale
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Welke hormoon verlaagt de bloedsuikerspiegel?
A
PTH
B
glucagon
C
insuline
D
ACTH
Slide 8 - Quiz
Prolactine is een hormoon dat zorgt voor de melkproductie in de borsten
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
Wat is de werking van het hormoon calcitonine?
A
Het verlaagt het calciumgehalte in het bloed
B
Het verhoogt het calciumgehalte in het bloed
Slide 10 - Quiz
Het hormoon cortisol wordt verkocht als medicijn. Wat is de naam van dit medicijn?
A
ibuprofen
B
prednison
C
thyrax
D
progesteron
Slide 11 - Quiz
Welke hormoonklieren ken je?
Slide 12 - Carte mentale
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Het endocriene systeem is onmisbaar voor de mens.
In een gezond lichaam worden precies genoeg hormonen uitgescheiden op de juiste momenten. Welke ziekten zijn gerelateerd aan een te hoge of te lage hormoonproductie?
Slide 20 - Question ouverte
Verschijnselen traag werkende schildklier?
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Wat is een struma?
A
een traag werkende schildklier
B
kleine schildklier
C
snelwerkende schildklier
D
sterk vergrote schildklier
Slide 24 - Quiz
Endocriene ziekten?
Slide 25 - Carte mentale
Opdracht periode 3
5 koppels gaan een presentatie/ les voorbereiden van 60 min, gericht op endocriene ziekten of op ziekten van de nieren, urinewegen en geslachtsorganen.
Naast de definitie van deze ziekte moet er een link gelegd worden met een casus (evt. uit de praktijk). Ook het klinisch redeneren, verbanden leggen is daarbij belangrijk.