1.3 Wil je welvaart of welzijn?

H1 Inkomen en welvaart
Wil je welvaart of welzijn?                                                
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H1 Inkomen en welvaart
Wil je welvaart of welzijn?                                                

Slide 1 - Diapositive

Terugblik 

Slide 2 - Diapositive

Het bruto inkomen noemen we ook wel besteedbaar inkomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen

Slide 4 - Quiz

Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land

Slide 5 - Quiz

Hoe groter de 'buik' van de Lorenzcurve is, hoe...
A
meer de inkomens ongelijk verdeeld zijn
B
meer de inkomens gelijk verdeeld zijn.

Slide 6 - Quiz

Hoeveel verdient het 20% rijkste gedeelte van de bevolking in procenten?

Slide 7 - Question ouverte

§1.3 Wil je welvaart of welzijn?
Theorie

Slide 8 - Diapositive

Lesdoelen
Je leert in deze paragraaf:
  • waarom het nodig is om prioriteiten te stellen
  • wat het betekent dat de meeste goederen schaars zijn
  • wat het verschil is tussen welvaart en welzijn
  • hoe je prijsveranderingen in procenten en met indexcijfers kunt laten zien



Slide 9 - Diapositive

In je behoeften voorzien

Slide 10 - Diapositive

Schaarste

Slide 11 - Diapositive

Schaarste
Om in je behoeften te voorzien heb je middelen nodig zoals tijd en geld. Deze middelen zijn beperkt, dat noem je schaarste.

Slide 12 - Diapositive

Wat is geen schaars goed?
A
brood
B
auto
C
zonlicht
D
geld

Slide 13 - Quiz

Schaarste
Schaarste ontstaat doordat we aan de ene kant oneindig veel behoeften hebben, maar slechts een beperkte hoeveelheid productiemiddelen hebben om in die behoeften te voorzien.
Schaarste dwingt ons tot afwegen wat we het belangrijkste vinden. Het dwingt om prioriteiten te stellen en keuzes te maken, om zo te bepalen voor welke behoeften we de beperkte productiemiddelen inzetten.
Omdat voor het gebruik van productiemiddelen meestal betaald moet worden, wordt ook gezegd dat goederen schaars zijn als voor die goederen betaald moet worden.
Tijd is ook schaars. Wanneer je een dagje op het strand gaat liggen, kun je niet gelijktijdig werken. Je offert een productiefactor (arbeid) op. Een dagje strand ‘kost’ dus een dag productief werken: tijd is schaars.


Slide 14 - Diapositive

Welvaart en welzijn

Slide 15 - Diapositive

Prijzen veranderen
Inkomens en prijzen kunnen stijgen of dalen. 

Een verandering in euro's is een absolute stijging. Het zegt meer als de stijging of daling in procenten wordt uitgedrukt. 
Dat noem je een relatieve verandering. 

Slide 16 - Diapositive

Een stijging of daling in procenten berekenen

Slide 17 - Diapositive

Formule

Slide 18 - Diapositive

Vorig jaar kreeg je €6 zakgeld, nu krijg je €8,50.
Hoeveel procent is je zakgeld gestegen?

Slide 19 - Question ouverte

Indexcijfers

Slide 20 - Diapositive

Formule

Slide 21 - Diapositive

Opgave 12

Slide 22 - Diapositive

Antwoorden van 12

Slide 23 - Diapositive

Vragen
Kan je de theorie toepassen?

Slide 24 - Diapositive

Patat prijs
2022 - €3,10 - indexcijfer 100
2023 - €3,00 - indexcijfer ?
Reken het vraagteken uit

Slide 25 - Question ouverte

De mate waarin je met beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien
A
welvaart
B
welzijn

Slide 26 - Quiz

Met middelen kun je in je behoeften voorzien. Deze middelen zijn
A
goederen en diensten
B
tijd en geld
C
vakantie en loon
D
consumeren en produceren

Slide 27 - Quiz

Welzijn is:
A
De mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien
B
De mate waarin je behoefte worden voorzien zonder schaarste middelen

Slide 28 - Quiz

je moet prioriteiten stellen omdat:
A
je weinig tijd en geld hebt
B
je niet altijd kan doen wat je leuk vindt
C
je alleen kan doen wat je leuk vindt

Slide 29 - Quiz

Wat is NIET schaars?
A
Elektriciteit
B
Gas uit je gaspit in de keuken
C
Zonlicht

Slide 30 - Quiz

Aan het werk!
Maken:
Paragraaf 1.3
opdracht 2, 3, 4, 5, 10 en 12

- Klaar? Kom bij me langs, dan checken we je antwoorden!

Slide 31 - Diapositive

Afsluiten

Slide 32 - Diapositive


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage

Kan je uitleggen waarom het nodig is om prioriteiten te
stellen.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 34 - Sondage

Kan je uitleggen wat het betekent dat de meeste
goederen schaars zijn.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 35 - Sondage

Kan je het verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 36 - Sondage

Kan je prijsveranderingen berekenen in procenten en als
indexcijfers.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 37 - Sondage

Extra uitleg
Kijk voor meer uitleg de volgende video's

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Slide 40 - Vidéo

Slide 41 - Vidéo