2v-Kap3- Ontleden en 1e en 4e naamval

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Hausaufgabe war:

- abgeben (=inleveren): Mein Backrezept, siehe Teams-Auftrag

- lernen: Wörterliste D/F

Satzanalyse / naamvallen

Lernziele:

Dat kan ik na deze les:

• zinnen ontleden (=zinsdelen benoemen)
• ik weet wat er wordt bedoeld met de 1e en 4e naamval
• ik ken het stappenplan
• ik kan het schema van der-Gruppe en de ein-Gruppe in het Duits in de 1e en 4e naamval gebruiken 

Welke lidwoorden ken je in het Duits?

Duitse lidwoorden

Welke woorden horen ook
alweer bij de ein-groep?

Woorden van de ein-Gruppe:

ein / eine = een

mein / meine = mjn

...

=>

Beispiele (=voorbeelden):

1. Hast du (mijn) _________ Katze gesehen? => die Katze (v) => meine
   
2. (Hun) ______________ Vater hat leider keine Arbeit mehr. => der Vater (m) => ihr (=> staat aan het begin van de zin, dus: Ihr)
   
3. (Haar) _____________ Großeltern leben alle noch. => die Großeltern (mv) => ihre (=> staat aan het begin van de zin, dus: Ihre)
   
4. Frau Schulze, (uw) _______________ Sohn ist von seinem Fahrrad gestürzt! => der Sohn (m) => Ihr
   

Woorden van de der-Gruppe:

der / den

die

das

die

=>

=> Zelfstandig naamwoord is mannelijk: -en

=> Rest blijft hetzelfde 

Lektion 5,  de der-Gruppe (Seite 132)

Lektion 5, de ein-Gruppe + bezittelijk voornaamwoord, Seite 133

Voorkennis: Nederlands
Ontleden
Het ONDERWERP vind je door:

1. de zin vragend te maken
2. de zin in de verleden tijd te zetten
3. wie/wat + gezegde?
4. wie/wat+gezegde+ lijdend voorwerp?

Voorkennis Nederlands
Ontleden
Het lijdend voorwerp vind je door:

1. de zin vragend maken
2. wie / wat + persoonsvorm?
3. wie / wat + gezegde + onderwerp?
4. aan wie / voor wie?

Ontleden (de 1e en 4e naamval)

Om de naamval te bepalen moet een zin worden ontleed. 

Dat gebeurt in een bepaalde volgorde, nl.: eerst het onderwerp (= 1e naamval) en daarna het lijdend voorwerp (= 4e naamval).

Voorbeeldzin voor de uitleg: Der Trabi (m) erklärt seine Sprache (v).

1e naamval:

De 1e naamval wordt gebruikt, als een zinsdeel het onderwerp is.

• Zoek eerst het gezegde (dat zijn alle werkwoordsvormen in een zin): ‘erklärt’

• Stel daarna de vraag : ‘Wie/wat + gezegde’?: Wie erklärt?

• Het antwoord is ‘Der Trabi’ = onderwerp = 1e naamval.

4e naamval:

De 4e naamval wordt gebruikt als een zinsdeel het lijdend voorwerp is.

Voorbeeldzin voor de uitleg: Der Trabi (m) erklärt seine Sprache (v).

• Zoek eerst het gezegde en het onderwerp.

• Stel daarna de vraag: ‘Wie/wat + gezegde + onderwerp’?: 

Wat erklärt der Trabi?

• Het antwoord is: ‘seine Sprache’ = lijdend voorwerp = 4e naamval.

Ontleden: HIJ/HEM-test 

1e naamval    =   onderwerp van de zin (zinsdeel vervangen door HIJ)

4e naamval   =   lijdend voorwerp van de zin (zinsdeel vervangen door HEM)

Der Trabi (m) erklärt seine Sprache (v).

Welk zinsdeel kan je door HIJ vervangen en is dus onderwerp (1e naamval)?

Welk zinsdeel kan je door HEM vervangen en is dus lijdend voorwerp (4e naamval)? 

=> Zelfstandig naamwoord is mannelijk: -en

=> Rest blijft hetzelfde 

Ich habe den Lehrer am Mittwoch in der Stadt gesehen.
den Lehrer is...

1. het onderwerp
2. het lijdend voorwerp
3. het meewerkend voorwerp
4. het gezegde

Wat is het onderwerp in deze zin?
Mein Bruder hat ein Auto gekauft.

Samenvattend: Satzanalyse = zinsdelen herkennen

1e naamval = onderwerp

Zinsdeel vervangen door HIJ

Of vragen wie/wat + gezegde?

4e naamval = lijdend voorwerp 

Zinsdeel vervangen door HEM 

Of vragen wat + gezegde + onderwerp?

Stappenplan ontleden:

Stap 1: welke groep ? (der- of ein-groep?
Stap 2: welk geslacht ? (m, v, o, mv?)
Stap 3: Zin ontleden om te bepalen wat de naamval is
1. Wie/wat + gezegde = 1e (onderwerp)
2. Wie/wat + gezegde + onderwerp = 4e (lijdend voorwerp)

Ivo isst ______ (een) Apfel (m).
Stap 1: ein-Gruppe
Stap 2: m
Stap 3: wat eet Ivo? Een appel > 4e (lijdend voorwerp)

Ich finde _______ (de) Kleidung (v.) schön.
Stap 1: der-Gruppe
Stap 2: v
Stap 3: wat vind ik mooi? de kleding> 4e (lijdend voorwerp)

Ich finde _______ (zijn) Auto (o.) super.
Stap 1: ein-Gruppe
Stap 2: o
Stap 3: wat vind ik super? Zijn auto > 4e (lijdend voorwerp)

(Jullie) Großeltern (mv.) sind schon sehr alt.
Stap 1: ein-Gruppe
Stap 2: mv
Stap 3: wie is al heel oud? De grootouders > 1e (onderwerp)

- ik kan zinnen ontleden (=zinsdelen benoemen)
- ik weet wat er wordt bedoeld met de 1e en 4e naamval

😒🙁😐🙂😃

- ik ken het stappenplan
- ik kan het schema van der-Gruppe en de ein-Gruppe in het Duits in de 1e en 4e naamval gebruiken

😒🙁😐🙂😃

Stufenplan bij schema A en B

Even oefenen: Gebruik het stappenplan en het schema en vul in...

D.. Opa (m) spielt jeden Dienstag Tennis.

1. der
2. das
3. die
4. den

Mein__ Opa (m) spielt jeden Dienstag Tennis.

1. mein
2. meine
3. meinen

Mein.. Schule (v) hat ein.. großen Sportplatz (m)

1. meine, einen
2. meinen, einen
3. mein, einen
4. meine, ein

Vul nu zelf in:
(De) ___ Schüler (mv) aus Klasse 2tvk und 2tvm haben (ein) ___ World Week (v).

Het verschil tussen de DER-Gruppe en EIN-Gruppe begrijp ik en ik kan het schema toepassen

😒🙁😐🙂😃

Und jetzt:

- Aufgaben Seite 4 (=Kopie)

- Aufgabe 19 + 20 machen (=Buch)

- Schema & stappenplan lernen