Leren over vaccineren Les 3

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1,2

Leren over vaccineren

Startopdracht

Lezen in je leesboek

(5 min.)

Wat gaan we doen

• Wat weet je nog?
  
• uitleg over infectieziekten en groepsbescherming (video)
  
• Voedingsbodem 
• Opdracht 2 boekje Leren over vaccineren
• stellingen
  

Antigeen= eiwit (slot) op een lichaamsvreemde stof zoals een bacterie

Welke letter stelt een antistof voor?

1. P
2. Q
3. R

• Antigeen= uitsteeksels op een lichaamsvreemde stof zoals een bacterie

• Antistof= stof die een lichaamscel aanmaakt om het antigeen onschadelijk te maken

Een antistof hecht zich aan de antigenen van ziekteverwekkers

1. Waar
2. Niet waar

Immuunsysteem

Actief wanneer lichaamsvreemde stoffen je lichaam binnen dringen

Witte bloedcellen

'de soldaten van je lichaam'

Herkennen van de vijand

Antigenen

-  uitsteeksels  aan de buitenkant van een cel of virus

Herkent het immuunsysteem het antigeen niet? 

Aanvallen!

Witte bloed cel sluit de lichaamsvreemde stof in

Een witte bloedcel...

1. Vernietigd ziekteverwekkers
2. Heeft geen vaste vorm
3. Heeft een celkern
4. A.B en C zijn juist

Infectieziekten

• Infectieziekten zijn ziekten die worden veroorzaakt door micro-organismen (bacteriën, virussen, schimmels of parasieten). 

• Bacterie: levend wezen, een infectie is te bestrijden met een antibiotica
  
• Virus: een deeltje erfelijk materiaal en een eiwitmantel.

Hoe kun je infectieziekten krijgen?

• Besmet eten of drinken. 
  
• Door het inademen van micro-organismen die in de lucht zweven. 
  
• Door contact met iemand die besmet is.
  

Een infectieziekte kun je oplopen door

1. Inademen van micro-organismen
2. Besmet eten en drinken
3. Door seksueel contact
4. A.B en C zijn juist

Infectieziekten worden veroorzaakt door micro-organismen
Wat is GEEN micro-organisme

1. Schimmels
2. Parasieten
3. Eiwitten
4. Bacteriën

Wie loopt het grootste risico om heel ziek te worden van infectieziekten?

1. Oude mensen
2. Pubers
3. Jonge kinderen/ baby's

Groepsbescherming

• Hoe meer mensen gevaccineerd zijn, hoe beter het groep als geheel beschermd is tegen de ziekte

• Hoe meer mensen immuun zijn voor een bepaalde ziekte, hoe kleiner de kans op verspreiding.

Wat gaan we nu doen?

1. Ik laat 4 stellingen op het scherm zien. 

Je steekt je hand omhoog als je voor bent. 

Je steekt je hand NIET op als je tegen bent. 

2. Ik kies daarna willekeurig iemand om uit te leggen waarom hij/zij voor of tegen is. 

Stelling 1

Kinderziektes maken je sterker, vaccinaties maken je zwakker

Stelling 2

Iedereen moet de griepprik krijgen

Stelling 3

Als ik zelf mocht kiezen liet ik mij niet vaccineren

Stelling 4

Er moet een vaccin komen tegen alle ziektes

Aan de slag

Lezen en maken opdracht 4

Blz. 15 + 16