zaterdag 9 december 2023

Welkom!
Fijn dat je er weer bent - wat gaan we doen:
  • Herhalen §4 Tekstdoelen
  • Start paragraaf 5 Thema A (blz. 120)
  • Grammatica woordbenoemen - persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord (blz 218)
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
Fijn dat je er weer bent - wat gaan we doen:
  • Herhalen §4 Tekstdoelen
  • Start paragraaf 5 Thema A (blz. 120)
  • Grammatica woordbenoemen - persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord (blz 218)

Slide 1 - Diapositive

Paragraaf 4 (blz 24)
Tekstdoelen en meningen
Ken je ze nog?

Slide 2 - Diapositive

Welke tekstdoelen zijn er ook alweer?

Slide 3 - Question ouverte

Sleep de uitleg naar het juiste tekstdoel:
informeren
instrueren
overtuigen
overhalen
amuseren
De schrijver wil....
Tekstdoel
je iets leren
je uitleggen hoe je iets moet doen
je overtuigen van zijn mening
je iets laten doen
je vermaken

Slide 4 - Question de remorquage

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Instrueren

Slide 5 - Question de remorquage

Thema A Paragraaf 5
Activerend schrijven 
Kijk en lees mee op blz 120-121

Slide 6 - Diapositive

Activerend schrijven
Als je in een tekst iemand wil overhalen om iets te doen, schrijf je activerend. Je gebruikt dan korte zinnen, versterkende woorden en uitroeptekens. 

- Het zou fijn zijn als u allemaal stopt met het mishandelen van dieren.
- Stop het dierenleed! 

Slide 7 - Diapositive

Versterkende woorden
Versterkende woorden zijn vaak bijvoeglijke naamwoorden (mooi, fantastisch, groot) die de uitspraak mooier, leuker of juist erger maken:

- Kom naar de open dag van Broklede.
- Kom naar de fantastische open dag van onze geweldige school! (zie je het verschil?)

Slide 8 - Diapositive

Krachtige synoniemen
Synoniem: twee woorden die hetzelfde betekenen.

Bijvoorbeeld: 
doden > slachten
helpt niet > is compleet nutteloos
is goed > is fantastisch

Slide 9 - Diapositive

Pak een blaadje en een pen
Herschrijf de volgende zinnen activerend:

  1. Het is belangrijk dat je je warm aankleedt als het buiten koud is.
  2. Misschien zou je eens gezond moeten eten.
  3. Wil je eventueel naar ons feest komen, als het je uitkomt?

timer
5:00

Slide 10 - Diapositive

Schrijf hier de eerste activerende zin - dit was de zin:

Het is belangrijk dat je je warm aankleedt als
het buiten koud is.

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf hier de 2e activerende zin
dit was de zin:

Misschien zou je eens gezond moeten eten.

Slide 12 - Question ouverte

Schrijf hier de 3e zin
Dit was de zin:

Wil je eventueel naar ons feest komen, als het je uitkomt?

Slide 13 - Question ouverte

Grammatica 
Paragraaf 8 blz 218-219
persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 

Slide 14 - Diapositive

Voornaamwoorden
voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar personen, dieren of dingen.

We bekijken vandaag:
  • persoonlijke voornaamwoorden 
  • bezittelijke voornaamwoorden

Slide 15 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord - verwijst naar een persoon of een ding. 

Bezittelijk voornaamwoord - geeft aan van wie iets is. Dit woord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord

Bekijk het overzicht op blz 218

Slide 16 - Diapositive

Even oefenen...

Slide 17 - Diapositive

Een persoonlijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is
B
zegt iets over een situatie
C
duidt een persoon of ding aan
D
zegt aan wie iets gegeven wordt

Slide 18 - Quiz

Weet je nog wat persoonlijke voornaamwoorden zijn? Zoek het persoonlijke voornaamwoord.
A
hem
B
ik
C
haar
D
mijn

Slide 19 - Quiz


HAAR is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

HET kan ook een persoonlijk voornaamwoord zijn...
A
jazeker!
B
nee!
C
ik weet het niet zeker

Slide 21 - Quiz

Is 'mij' een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Jorn zegt: 'Die oortjes zijn van mij!'
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 22 - Quiz

Check!
Waar zie je persoonlijke en bezittelijk voornaamwoorden?
A
de boeken, de badeendjes
B
ik, jouw, zijn
C
lopen, fietsen, rennen
D
lieve, grote, stoere

Slide 23 - Quiz

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?


Hij zag haar gisteren nog in het park
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 24 - Quiz

persoonlijk of bezittelijk?


Het was hun idee om een groot feest te organiseren
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 25 - Quiz

Is het verwijswoord een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Hun tuin is daar groot genoeg voor. 
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw

Slide 26 - Quiz

Laatste vraag: Ik heb ze van Manon geleend

Het persoonlijk voornaamwoord/persoonlijk voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Manon
D
ik, ze

Slide 27 - Quiz

Volgende week - 16 december
  • Huiswerk staat in de online planning 
  • Volgende week les van 13:30-14:15 (Dit in verband met een vergadering)
  • Succes weer komende week! 

Slide 28 - Diapositive