1TL2 1TL1 tweede les 29 juni

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Afspraken

• Mobiel in de bak.
• Als de docent praat, luisteren we.
• Als we iets willen zeggen of antwoord geven, steken we onze hand op.
• We luisteren als een medeleerling een vraag stelt.
• We doen mee in de les.
• We maken ons huiswerk.

Programma van de les

1TL1 29 juni

Programma:

• Opening
• Verder met Poëzie en Fictie B Feest!
• Afsluiting
• 
  

Lesdoel:

Weten wat de  eerste begrippen van poëzie zjn. 

Allereerst...

Is iedereen aanwezig?

Poëzie begrippen

Rijm

Strofe

Soorten rijm

1. Gepaard (AABB)
2. Slagrijm (AAAA)
3. Gekruist (ABAB)
4. Omarmend ABBA)

Huiswerk

Schrijf zelf een gedicht van 2 strofen in omarmend rijm (Schema is ABBA)).

Elke strofe heeft vier regels. Het gedicht heeft dus in totaal 8 regels.

Het onderwerp heeft met school te maken.

Gebruik eventueel weer een woordveld.

Wat is jouw lievelingdier?

Noteer zo snel mogelijk aan welk dier je moet denken.

AAIBAAR

Noteer zo snel mogelijk aan welk dier je moet denken.

ENG

Noteer zo snel mogelijk aan welk dier je moet denken.

SCHATTIG

Noteer zo snel mogelijk aan welk dier je moet denken.

LELIJK

Welk dier is volgens jou ENG en MOOI tegelijk?

Welk dier is volgens jou LELIJK en LIEF tegelijk?

Luister naar het gedicht.

Wie of wat wordt er met roofdieren vergeleken?

Luister naar het gedicht: PUPS.

Tegen welke 2 personen praat de ik-persoon?

Luister naar het gedicht: PUPS.

Welk woord uit strofe 1 rijmt op 'alleen'?

Luister naar het gedicht: PUPS.

In strofe 2 rijmen de regels. Noteer drie rijmwoorden uit die strofe.

Luister naar het gedicht: PUPS.

Wat vind je van dit gedicht?

OM WELK DIER GAAT HET HIER?

ORANJE ROVER SLUIPT VOORUIT

OREN OMHOOG, STAART OMLAAG

ORANJE ROVER HOUDT EVENTJES IN...

SPINT EN SPRINGT. 

GELUKKIG... 

NET TE TRAAG.

NU JIJ

Schrijf een gedicht over een dier

* 1 strofe

* minstens 4 regels 

* Je mag de naam van het dier niet gebruiken!

Gebruik minstens 2 rijmwoorden.

Kunnen je klasgenoten raden om welk dier jouw gedicht gaat?

Evaluatie:

1. Wat was het lesdoel?
2. Hoe ging het vandaag?
3. Wat is het huiswerk: