Voorbeelden, foute antwoorden maken en signaalwoorden conclusie

Hoe maakt het cito de foute antwoorden? 
  • Groep 1: Woorden die geen nuance toelaten
  • NL: altijd, alleen, het meest     EN: always, only, most

  • Groep 2: de stijgende/dalende lijn.
  • NL: steeds meer  EN: more

  • Groep 3: Er zijn twee dingen, tekst zegt X en Y, antwoord zegt X meer dan Y.
  • NL: vooral     En: more X than Y, to prefer

  • Groep 4: Speciaal geval: WAAROM in het antwoord
  • EN: explain why




1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Hoe maakt het cito de foute antwoorden? 
  • Groep 1: Woorden die geen nuance toelaten
  • NL: altijd, alleen, het meest     EN: always, only, most

  • Groep 2: de stijgende/dalende lijn.
  • NL: steeds meer  EN: more

  • Groep 3: Er zijn twee dingen, tekst zegt X en Y, antwoord zegt X meer dan Y.
  • NL: vooral     En: more X than Y, to prefer

  • Groep 4: Speciaal geval: WAAROM in het antwoord
  • EN: explain why




Slide 1 - Diapositive

Woorden die geen nuance toelaten zijn:

A
always, only, most
B
more
C
more X than Y, to prefer
D
explain why

Slide 2 - Quiz

Woorden die een stijgende / dalende lijn aangeven.
A
always, only, most
B
more
C
more X than Y, to prefer
D
explain why

Slide 3 - Quiz

Cito wil dat je voorbeelden kunt herkennen.
Ze vragen wat de functie van een bepaald stukje tekst is en in het antwoord staat dan....

A
It makes clear
B
It illustrates
C
It shows
D
It gives examples

Slide 4 - Quiz

Let op!
Als ... in het antwoord staat, is dat bijna altijd het foute antwoord!
A
For example
B
Explain why

Slide 5 - Quiz

Signaalwoorden 

Slide 6 - Diapositive

signaalwoorden
  • woorden die twee zinnen of twee alinea's aan elkaar verbinden
  • deze woorden hebben een functie: ze geven extra informatie
  • bijvoorbeeld waarom iets gebeurd/ of het gevolg van iets
  • deze woorden zijn belangrijk bij het beantwoorden van de ABCD-vragen



Slide 7 - Diapositive

 gevolg of conclusie
  • Wat in het ene stuk zin staat is het gevolg van wat in het andere stuk zin staat

Slide 8 - Diapositive

gevolg of conclusie
  • zin 1 - Ik heb heel hard geleerd
  • zin 2 - ik ben geslaagd

zin 2 is het gevolg van zin 1

Ik heb heel hard geleerd met als gevolg dat ik geslaagd ben

Slide 9 - Diapositive

Conclusie
1.  so              dus
2. thus,          Zo, (als in: zo dus)
3. after all    tenslotte (He got a promotion. After all, he works hard!)
4. as a result door, als gevolg van
5. consequently met als gevolg
6. hence       daarom, zodoende
7. therefore daarom
8. in short    kortom
9. thus          zo, op die manier, samenvattend
10. indeed    inderdaad (versterkt vorige zin)

Slide 10 - Diapositive

The mirror was curved, ...... it made objects look farther away than they really were.
A
moreover
B
whereas
C
thus
D
despite

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Lien