23-09 uitleg used to + question tags

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Nieuwe grammatica:
Used to

  • Wat betekent 'used to'?

Het wordt gebruikt om te zeggen wat vroeger altijd gebeurde

When I was younger I used to play with my friends every day.
My friend used to cycle to school, but she takes the bus now.

Slide 2 - Diapositive

Zet 'used to' op de juiste plek in de zin & moet je nog iets anders veranderen?:
Bob stayed in bed till ten

Slide 3 - Question ouverte

Maak de zin af:
I used to ...

Slide 4 - Question ouverte

Nieuwe grammatica: 
Tags
  • Wat zijn tags?
  • = Een korte vraag aan het einde van een zin;
  • Is it? - Isn't it? - can't you?


Slide 5 - Diapositive

Wanneer gebruik je tags?
  • Na een bevestigende zin = de tag ontkennend:
You're at school together, aren't you?

  • Na een ontkennende zin = de tag bevestigend:
You can't help me, can you?


Slide 6 - Diapositive

Wat wordt er herhaald?
  • De vormen van to-be.
  • Hulpwerkwoorden zoals; have, can, could.
  • Staat het bovenstaande niet in de zin? 
  • Gebruik dan de vorm to do

Slide 7 - Diapositive

You are a student, _______
A
are you?
B
isn't you?
C
aren't you?

Slide 8 - Quiz

Vul de zin aan:
Mary isn't a teacher, ________?

Slide 9 - Question ouverte

Maak de zin af:
It doesn't hurt, ________?

Slide 10 - Question ouverte

HerhalingsQuiz
Wat weet je nog van de grammatica?

Slide 11 - Diapositive

Wanneer gebruik je de past simple?
A
Iets is in het verleden gebeurt en nu afgelopen.
B
Iets is gebeurd maar het is niet belangrijk wanneer.

Slide 12 - Quiz

Hoe maak je de past simple?
A
Hele werkwoord + ed
B
onregelmatige werkwoorden 2e rij

Slide 13 - Quiz

Maak een zin in de past simple.

Slide 14 - Question ouverte

Wanneer word de present perfect gebruikt?
A
Iets is gebeurd en het is niet belangrijk wanneer.
B
Iets is in het verleden gebeurd en afgelopen.
C
Iets is in het verleden gebeurd, maar geen aanduiding van tijd.

Slide 15 - Quiz

Welke zin is in de present perfect geschreven?
A
We had finished all our work
B
I have been here since this morning.
C
I finished all our work

Slide 16 - Quiz

Much gebruik je bij ontelbare woorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

MUCH
MANY
Milk
Bottles of water
Euros
Rain
Books
Money

Slide 18 - Question de remorquage

Maak een zin en gebruik één van deze woorden:
something - someone - somewhere

Slide 19 - Question ouverte

Maak een zin en gebruik één van deze woorden:
any - anywhere - anybody

Slide 20 - Question ouverte

Tips & Tops
  • Gele post-it -> schrijf op wat je goed vind gaan / fijn vind in de lessen (tops)
  • Roze post-it -> schrijf op wat er niet goed gaat / wat kan er anders gedaan worden? (tops) 

Slide 21 - Diapositive