3k/b taalverzorging volt. deelw

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Welkom bij Nederlands

Je hebt nodig: Chromebook.

Lesopbouw

Vandaag uitleg Taalverzorging periode 2:

Hoofdstuk 5:

Voltooid deelwoord

Uitleg

LessonUp vragen m.b.t. uitleg taalverzorging

Zelfstandig werken

Taalverzorging periode 2 

Je werkt op de OneDrive en maakt de map: Taalverzorging 2.

1. Leestekens

2. Tegenwoordige en verleden tijd

3. Samengestelde zinnen

3. De persoonsvorm in samengestelde zinnen

4. De persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?

5. Voltooid deelwoord 

Leerdoel

Leerdoel:

Je kunt voltooide deelwoorden goed spellen

Uitleg: voltooid deelwoord in de zin.

Naast de persoonsvorm kunnen er nog meer werkwoorden in de zin staan, bijvoorbeeld een voltooid deelwoord.

Voorbeeld:

Het vliegtuig is geland op Schiphol.

pv= is

voltooid deelwoord = geland

Het vliegtuig is op Schiphol ............
Vul in (volt.deelw.)

1. geland
2. gelandt
3. gelandt

Heb jij gisteren je wekker wel (zetten)?
Vul in voltooid deelwoord:

1. gezet
2. gezetten
3. gezed

Uitleg: voltooid deelwoord.

Schrijf het voltooid deelwoord altijd zo kort mogelijk. Let op:

*het volt.deelw. van een sterk werkwoord eindigt meestal op

 -en (gebleven, gesprongen).

*het volt.deelw. van een zwak werkwoord eindigt op -t of -d

maak het woord langer, je hoort dan welke letter het moet zijn:

(gesnapte, geschilde) 

Uitleg: voltooid deelwoord.

*Vaak begint een volt.deelw. met ge- (geschreven, gewaaid), maar ge- kan ook ergens ander staan ( bijv. opengemaakt).

*Sommige werkwoorden zijn lastig, ze beginnen met:  ver- ,ge- 

be-, ont-, -her,- over-.

Daardoor klinken de tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord hetzelfde, maar je schrijft ze anders.

Uitleg: voltooid deelwoord.

Voorbeeld:

Karin verhuist morgen naar Amsterdam (t.t.).

Karin is naar Amsterdam verhuisd (v.t.),

Morgen verander... mijn vriendin haar kamer. (t.t.)

1. verandert
2. veranderd
3. veranderdt

Mijn vriendin heeft haar kamer al weer verander ... (volt.deelw.)

1. veranderd
2. verandert
3. veranderdt

Waarom geloof ... de docent mijn verhaal niet? (t.t.)

1. geloofd
2. gelooft

Waarom heb jij hem geloof ...? (volt.deelw.)

1. geloofd
2. gelooft

Na een lange lesdag zijn we op de bank neergeplof ...
Vul in:

1. neergeploft
2. neergeplofd