Woordenschat extra oefening les 4

Woordenschat
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat

Slide 1 - Diapositive

Deze les
- Terugblik
- Lesdoel
- Startopdracht
- Uitleg
- Zelfstandig oefenen
- Reflectie

Slide 2 - Diapositive

Wat is een tegenstelling?

Slide 3 - Question ouverte

Noem een tegenstelling voor het woord "symmetrisch".

Slide 4 - Question ouverte

Hoe kan je een tegenstelling herkennen in een tekst? Noem twee manieren.

Slide 5 - Question ouverte

Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je de woordraadstrategie "zoek een tegenstelling" toepassen op een tekst.

Waarom?

Slide 6 - Diapositive

https://nos.nl/artikel/2458630-cbs-voor-het-eerst-sinds-1900-minder-geboorte-dan-sterfte-in-nederland

Zoek in tweetallen de zes tegenstellingen in dit artikel (let op sommige staan er meerdere keren in, die tellen dan maar één keer mee). Zet erachter hoe ze gevormd zijn (dmv voorvoegsel, ander voorvoegsel of een ander woord).
timer
5:00

Slide 7 - Question ouverte

antwoorden
Geboorte - sterfte/overleden -> ander woord
Groei - krimp -> ander woord
Toename - afname -> ander voorvoegsel
Het levenslicht zien - het leven laten -> ander woord
natuurlijke afname - groei -> ander woord
groei van inwoners - daling van inwoners -> ander woord



Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Tegenstelling
1. De vorm van het woord: een AFLEIDING maken door​

         Voorvoegsel + grondwoord: on- /a- / non- / in-/ im-/ ir- /ont- ​
                    - mogelijk en onmogelijk, begrijpelijk en onbegrijpelijk​
                    - sociaal en asociaal, technisch en atechnisch, symmetrisch en asymmetrisch​
                    - actief en non-actief en inactief, direct en indirect ​
                    Regelen en ontregelen​
          Voorvoegsel vervangen door ander voorvoegsel:​
                     ingang en uitgang / optimist en pessimist​

2. Lastiger: de tegenstelling is een heel ander woord​
                    Actief/ passief/ jong en oud/ vroeg of laat/ overal en nergens/ arm en rijk/ netjes en slordig/ slim en dom/groot en klein​

3. Een tegenstelling volgt vaak na een signaalwoord van tegenstelling: ​
                    maar/ anderzijds/ daarentegen/ echter/ toch/ hoewel/ evenwel…     












Slide 10 - Diapositive

Wat ga je doen?
Maak opdracht 1 en 2 van hoofdstuk 4 in je werkboekje. 

10 minuten in stilte

nakijken in de les?
timer
10:00

Slide 11 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je de woordraadstrategie "zoek een tegenstelling" toepassen op een tekst.

Wat is een tegenstelling?
Hoe kan ik een tegenstelling herkennen?


Slide 12 - Diapositive