A0 - A1 Zelfstandig naamwoord ev en mv

Zelfstandige naamwoorden
  • Mensen, dingen en dieren;
  • Voor deze woorden kun je de, het en een zetten;
  • Bijvoorbeeld de fiets, het huis, een meisje. 
  • Fiets, huis en meisje zijn voorbeelden van zelfstandige naamwoorden. 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Beroepsopleiding

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Zelfstandige naamwoorden
  • Mensen, dingen en dieren;
  • Voor deze woorden kun je de, het en een zetten;
  • Bijvoorbeeld de fiets, het huis, een meisje. 
  • Fiets, huis en meisje zijn voorbeelden van zelfstandige naamwoorden. 

Slide 1 - Diapositive

Enkelvoud en meervoud
  • enkelvoud betekent 1: pen, zaag, meisje
  • meervoud betekent: >1: pennen, zagen, meisjes

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Klinkers en medeklinkers
Het Nederlandse alfabet heeft klinkers:

a - e - o - u - i - y


Het Nederlandse alfabet heeft medeklinkers:

b - c - d - f - g - h - j - k - l - m - n - p - q - r - s - t - v - w - x  - z

Slide 6 - Diapositive

Meervoud maken - de regels
woorden met een lange klank        aa  ee  oo  uu 
Regel: twee dezelfde klinkers en daarna één medeklinker?

Je schrijft 1 klinker en 1 medeklinker in het meervoud: zaag - zagen.
woorden met een korte klank        a  e  i o  u 
Regel: Eén klinker en daarna één medeklinker?

Je schrijft 1 klinker en 2 medeklinkers in het meervoud: pen - pennen.

Slide 7 - Diapositive

Let op bij woorden met f en s
Heeft het enkelvoud twee klinkers (ee, ie, ui, oo, aa, oe, uu, au, eu) of een ij? En is de laatste letter van het woord een f?
In het meervoud schrijf je v: brief - brieven, neef - neven, 
Of is de laatste letter een s? 
In het meervoud schrijf je z:
prijs - prijzen,  kaas - kazen

Slide 8 - Diapositive

Meervoud bij andere woorden
Vaak met -en: armen, voeten, stoelen



Slide 9 - Diapositive

Eén gum, twee ...
A
gumen
B
gummen
C
gums

Slide 10 - Quiz

één schuur, twee ...
A
schuren
B
schuuren
C
schuurs

Slide 11 - Quiz

Eén kip, drie ...
A
kips
B
kippen
C
kipen

Slide 12 - Quiz

Eén druif, twintig ...
A
druiven
B
druifen
C
druivven

Slide 13 - Quiz

Eén doos, drie ...
A
doosen
B
dozen
C
doozen

Slide 14 - Quiz

Een klok, twee ...

Slide 15 - Question ouverte

Een schaar, twee ...

Slide 16 - Question ouverte

Eén lokaal, vijf ...

Slide 17 - Question ouverte

Eén huis, twee ...

Slide 18 - Question ouverte

Eén brief, zes ...

Slide 19 - Question ouverte

Ik vind de regels voor meervoud
A
moeilijk
B
makkelijk

Slide 20 - Quiz