Meervoud op -en

Meervoud
Ik heb niet één ...., maar vijf ....
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Meervoud
Ik heb niet één ...., maar vijf ....

Slide 1 - Diapositive

Hoe maak je het meervoud?
- Vaak met - en: armen, voeten, stoelen

Bij woorden met een korte klank:  
- Enkelvoud één klinker en daarna één medeklinker? Je schrijft in het meervoud twee medeklinkers: pennen, bonnen, lessen


Slide 2 - Diapositive

Woorden met een lange klank
- Been en oor zijn woorden met een lange klank:
ee    oo

- Heeft het enkelvoud twee dezelfde klinkers met daarna één medeklinker? Dan moet één klinker weg in het meervoud. 

been-benen,  oor - oren 

Slide 3 - Diapositive

Let op bij woorden met f en s
Heeft het enkelvoud twee klinkers (ee, ie, ui, oo, aa, oe, uu, au, eu) of een ij? En is de laatste letter van het woord een f?
In het meervoud schrijf je v:
brief - brieven, neef - neven, 
Of is de laatste letter een s? In het meervoud schrijf je z:
prijs - prijzen,  kaas - kazen

Slide 4 - Diapositive

Eén gum, twee ...
A
gumen
B
gummen
C
gums

Slide 5 - Quiz

één schuur, twee ...
A
schuren
B
schuuren
C
schuurs

Slide 6 - Quiz

Eén kip, drie ...
A
kips
B
kippen
C
kipen

Slide 7 - Quiz

Eén druif, twintig ...
A
druiven
B
druifen
C
druivven

Slide 8 - Quiz

Eén doos, drie ...
A
doosen
B
dozen
C
doozen

Slide 9 - Quiz

Een klok, twee ...

Slide 10 - Question ouverte

Een schaar, twee ...

Slide 11 - Question ouverte

Eén lokaal, vijf ...

Slide 12 - Question ouverte

Eén huis, twee ...

Slide 13 - Question ouverte

Eén brief, zes ...

Slide 14 - Question ouverte

Ik vind de regels voor meervoud
A
moeilijk
B
makkelijk

Slide 15 - Quiz