Woorden 1.5

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

meneer Siefken
jsie@huygenscollege.nl

Slide 3 - Diapositive

Benodigdheden:
Boek, schrift en pen

Slide 4 - Diapositive

Als je binnenkomt:
Telefoon in de telefoontas. Rustig gaan zitten op je plaats.
luister goed naar de uitleg
als je iets wil vragen, steek je vinger op
let op jezelf

Slide 5 - Diapositive

Lesplanning 1.5 Woorden blz.50
Lesdoelen:
•Je leert 25 nieuwe woorden gebruiken;
• Je leert wat voorvoegsels zijn.
Terugblik
woordenschat
opdr quiz
Afsluiting

Slide 6 - Diapositive

Ga met je buurman of buurvrouw opdr. 2 doen. 
Welke woorden ken je al, welke zijn nog moeilijk?

Slide 7 - Diapositive

Wat betekent levensgroot
A
groter dan het leven
B
heel erg inleven
C
heel erg groot
D
veel levens

Slide 8 - Quiz

het gadget
A
een zakhorloge
B
hebbeding, grappig voorwerp zonder waarde.
C
een soort kaas
D
een gerecht

Slide 9 - Quiz

Voorvoegsels
Bij sommige woorden kun je een stukje vóór het woord toevoegen; een voorvoegsel. De betekenis van het woord verandert door een voorvoegsel.

Voorbeeld: onrustig = on (voorvoegsel) + rustig = niet rustig

Slide 10 - Diapositive

voorvoegsels
Bijvoorbeeld:
on-, in-, her-, ver-, op-, af-, super-

Slide 11 - Diapositive

voorvoegsel
Een voorvoegsel bestaat niet als apart woord. 
Soms heeft het wel een betekenis:

on- = niet               mis- = verkeerd
her- = opnieuw      anti- = tegen
non- = niet             inter- = tussen

Slide 12 - Diapositive

Bedenk 2 woorden met het voorvoegsel 'her'

Slide 13 - Question ouverte


Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
soepgroente
B
minibus
C
pizzabroodje
D
vloertegel

Slide 14 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

A
zonder
B
opnieuw
C
tegen
D
verkeerd

Slide 15 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 16 - Quiz

Opdracht
Verander de betekenis door er een voorvoegsel voor te zetten.

bewoonbaar                          huren
gezond                                     kansen
kopen                                        rollen
schrijven                                  slikken
zeker                                          staan
timer
1:30

Slide 17 - Diapositive

antwoorden
Verander de betekenis door er een voorvoegsel voor te zetten.

onbewoonbaar                          verhuren
ongezond                                     herkansen
verkopen                                       oprollen
herschrijven                                verslikken
onzeker                                          opstaan

Slide 18 - Diapositive

Ik ken nu 25 nieuwe woorden en ik weet wat een voorvoegsel is.

Slide 19 - Carte mentale

Maken:
Opdracht 9,10,11,12 zelfstandig 
Klaar?
Woorden oefenen
Lezen

Slide 20 - Diapositive