Week 40 H2P

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Maandag 5 oktober

• Ga rustig op je plek zitten
  
• Log in met de code linksonder
• Pak je boeken
  
• Zorg voor een schrift/doc voor aantekeningen



• Doe dit alles in rust!

Denk aan de plattegrond!!!

Programm

Rückblick

Lernziel heute

Wiederholen Regelmäßige Verben

Zahlen (1-100)

Hören und Sehen

Aufgaben

Rückblick

Was machten wir letztes Mal?

• welche Themen haben wir besprochen?
  
• welche Übungen haben wir gemacht?
  

Regelmatige werkwoorden: uitgangen

werkwoord: wohnen, stam:wohn

ich wohn e

du wohn st

er/sie es wohn t

wir wohn en

ihr wohn t

sie wohn en

Sie wohn en

Ezelsbruggetje: als je alle uitgangen neemt en hier een woord mee maakt: esttenten. Plak je hier fe voor dan krijg je feesttenten

Regelmatige werkwoorden: uitgangen

	Stam
ich		e
du		st
er/sie/es		t
wir		en
ihr		t
Sie/sie		en

Ich (spielen)

1. spielt
2. spiele
3. spielen
4. gespielt

ihr (machen)

1. machen
2. machst
3. macht
4. machet

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (hören) gerne Musik.

1. hort
2. höre
3. horst
4. horen

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.

1. kaufst
2. kaufen
3. kaufet
4. kauft

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.

1. besucht
2. besuchst
3. besuchen
4. besuche

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (spielen) gern Tennis.

1. spielt
2. spiele
3. spielen
4. spielst

die Zahlen

Aan het eind van de les kan je:

-de getallen 1 t/m 20 opzeggen

   - de tientallen opzeggen t/m 100

Lied

Welke Duitse getallen hoor je

Welche Zahlen hörst du?

0

Welke Duitse getallen heb je gehoord?

Welche Zahlen hast du gehört?

Vingers in de lucht als je het weet!

die Zahlen

1- eins- een

2- zwei- twee

3- drei- drie

4- vier- vier

5- fünf- vijf

6- sechs- zes

7- sieben- zeven

8- acht- acht

9- neun- negen

10- zehn- tien

11- elf - elf

12- zwölf- twaalf

13- dreizehn- dertien

14- vierzehn- veertien

15- fünfzehn

16- sechzehn- zestien

17- siebzehn- zeventien

18- achtzehn- achttien

19- neunzehn- negentien

20 zwanzig- twintig

30- dreiBig          100 einhundert- honderd

40- vierzig            1000- eintausend- duizend

50 fünfzig

60 sechzig

70- siebzig

80- achtzig

90- neunzig 

Nimm dein Gerät 

Checkvragen in LessonUp

Du darfst Aufgabe 2 von Schritt 11 benutzten zum Spicken

Schreib 1,2,3 auf Deutsch:

Schreib auf Deutsch:
13,16,17,20

Schreib auf Deutsch:
10,20,30,60

Schreib auf Deutsch:
100, 200, 1000

Aufgaben 

Sehen Aufgabe 5 Schritt 11

• We kijken een aflevering van Logo.de
  
• Welke getallen hoorde je? Welke woorden kende je al?
  
• Welke onderwerpen kwamen aan bod?
  

Aufgabe 2 Schritt 11-> schrijf de getallen uit in het Duits

Lernen für Testwoche

Personalpronomen (S. 42)

Haben (S. 32) und Sein (S. 37)

Fragewörter (S. 20)

Vokabeln Schritt 2 (S. 16), 7 (S.36) , 9 (S.52)

Regelmäßige Verben (S. 53)

Zahlen 1-100 (S. 65)

Vorstellen ( Ich bin... etc.)