Grammatik: Modalverben in o.t.t./ o.v.t./ zou-vorm
Grammatik: Zou-vorm (Konjunktiv II) hoofdregel en de eigen zou-vorm van haben, sein & Modalverben
Grammatik: Volgorde van werkwoorden
Grammatik: Voorzetsels & Keuzevoorzetsels met 3e en 4e naamval
Grammatik: Werkwoorden met een naamval (1e, 3e, 4e naamval)
Wiederholungscheck Toetsweek 3
Slide 3 - Diapositive
Plural der Substantive
meervoud van zelfstandig naamwoorden
De Duitse taal verbindt het meervoud aan het geslacht van het naamwoord in de uitgang. In het enkelvoud krijgen de verschillende geslachten de volgende lidwoorden:
mannelijke woorden = der (der Stier, der Vater, der Anfang, der Tisch usw.)
vrouwelijk woorden = die (die Katze, die Schwester, die Klasse, die Freiheit usw.)
onzijdige woorden = das (das Buch, das Handy, das Mädchen, das Männlein usw. )
Voor vorming van het meervoud zijn er enkele hoofdregels. Let op: deze regels gaan niet altijd op. Het is altijd verstandig om het meervoud van een zelfstandig naamwoord bij het enkelvoud te leren.
Slide 4 - Diapositive
Weißt du noch?
Welk lidwoord heeft het meervoud van een zelfstandig naamwoord altijd?
A
der
B
die
C
das
Slide 5 - Quiz
Welke regel(s) voor het meervoud hoort bij welk geslacht?
Weiblich
Männlich
Sächlich
zelfstandig naamwoord + e
(+ Umlaut op a, u, o, au)
zelfstandig naamwoord + n / + en of +nen
zelfstandig naamwoord + e
zelfstandig naamwoorden die eindigen op -el,-er, en geen verandering
zelfstandig naamwoorden + s bij woorden die eindigen op -y, -o, -a