C5 gnm eerste jaars toedieningswegen en vormen. Systemisch en lokaal

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
Cursus 5 DA eerste jaarsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat is farmacotherapie?
A
Een website
B
Behandeling met geneesmiddelen
C
Soort psychologie
D
Iets met boeren

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van een toedieningsweg?
A
Capsule
B
Drank
C
Rectaal
D
Tablet

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Wat is geen kenmerk van een lokale werking?
A
Werkt door het hele lichaam
B
Toedienen op plaats van de klacht
C
Minder bijwerkingen dan bij systemische werking
D
Werkt snel

Slide 11 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een toedieningsvorm met lokale werking?
A
Capsule
B
Oordruppel
C
Tablet
D
Zetpil

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Wat is geen kenmerk van een systemische werking?
A
Werkt door het hele lichaam
B
Meer bijwerkingen dan lokale werking
C
Werkt relatief snel
D
Makkelijk in gebruik

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Een tablet neem je in via de mond.

Welke toedieningsweg is dat?
A
Oraal
B
Sublinguaal
C
Systemisch
D
Tablet

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Iemand krijgt een fentanyl pleister tegen de pijn.
Welke toedieningsweg is dat?
A
Cutaan
B
Fentanyl
C
Pleister
D
Transdermaal

Slide 18 - Quiz

Welke toedieningsweg heeft alleen een lokale werking?
A
Cutaan
B
Oraal
C
Rectaal
D
Transdermaal

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Als een geneesmiddel direct in de ader gespoten wordt, is de toedieningsweg:
A
Intraveneus
B
Intra-arterieel
C
Subcutaan
D
Intramusculair

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Systemisch
Lokaal
Oculair, tracheaal, vaginaal
Relatief weinig bijwerkingen
Oraal, rectaal, sublinguaal, parenteraal
Werkt door hele lichaam
Lagere dosis nodig
Op plaats van klacht

Slide 23 - Question de remorquage

Slide 24 - Diapositive

1. Een capsule is een toedieningsweg
2. Rectaal is een toedieningsvorm
A
Beide zijn waar
B
1 is waar, 2 niet waar
C
1 is niet waar, 2 is waar
D
Beide niet waar

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Tablet
Capsule
Kauwgom
Dragee

Slide 27 - Question de remorquage

Slide 28 - Diapositive

In welke tablet heeft een geneesmiddel de langste werking?
A
Bruistablet
B
Gewone tablet
C
Tablet met vertraagde afgifte
D
Zuigtablet

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Welke toedieningsvorm voor op de huid werkt altijd systemisch?
A
Zalf
B
Creme
C
Gel
D
Fentanyl pleister

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

1. Parenteraal betekent niet via het maag/darmstelsel
2. Parenteraal is meestal per injectie
A
Beide waar
B
1 waar; 2 niet waar
C
1 niet waar; 2 waar
D
Beide niet waar

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive