GMK P1.1 - Quiz toedieningsvormen- en wegen

Wat is een voorbeeld van een toedieningsweg?

1. Capsule
2. Drank
3. Rectaal
4. Tablet

Wat is een kenmerk van een systemische werking?

1. Werkt door het hele lichaam
2. Toedienen op plaats van de klacht
3. Minder bijwerkingen dan bij lokale werking
4. Werkt snel

Wat is farmacotherapie?

1. Een website
2. Behandeling met geneesmiddelen
3. Soort psychologie
4. Iets met boeren

Wat is een voorbeeld van een toedieningsvorm met lokale werking?

1. Capsule
2. Oordruppel
3. Tablet
4. Zetpil

Wat betekent auriculair?

1. Via de mond
2. Direct in de ader
3. Via het oor
4. Via het oog

Wat is een kenmerk van een lokale werking?

1. Werkt door het hele lichaam
2. Meer bijwerkingen dan systemische werking
3. Werkt relatief snel
4. Vaak in tablet

Een tablet neem je in via de mond.

Welke toedieningsweg is dat?

1. Oraal
2. Slikken
3. Systemisch
4. Tablet

Welke toedieningsweg heeft alleen een lokale werking?

1. Oculair
2. Oraal
3. Rectaal
4. Transdermaal

Als een geneesmiddel direct in de ader gespoten wordt, is de toedieningsweg:

1. Intraveneus
2. Intra-arterieel
3. Subcutaan
4. Intramusculair

1. Een capsule is een toedieningsweg
2. Rectaal is een toedieningsvorm

1. Beide zijn waar
2. 1 is waar, 2 niet waar
3. 1 is niet waar, 2 is waar
4. Beide niet waar

Een tablet is een orale toedieningsvorm
Wat is de toedieningsvorm?

1. Tablet
2. Oraal
3. Systemisch
4. Lokaal

Tablet

Capsule

Kauwgom

Dragee

Mag je een MSR-tablet oplossen in een glas water?

1. Ja
2. Nee

In welke tablet heeft een geneesmiddel de langste werking?

1. Bruistablet
2. Gewone tablet
3. Tablet met vertraagde afgifte
4. Zuigtablet

Wat zijn oculoguttae?

1. Oordruppels
2. Oorzalf
3. Oogdruppels
4. Oogzalf

Welke toedieningsvorm voor op de huid werkt altijd systemisch?

1. Zalf
2. Creme
3. Gel
4. Pleister

1. Parenteraal betekent niet via het maag/darmstelsel
2. Parenteraal is meestal per injectie

1. Beide waar
2. 1 waar; 2 niet waar
3. 1 niet waar; 2 waar
4. Beide niet waar