Werkwoorden TT en VT Herhaling 7-8A

Werkwoorden/TT-VT
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Werkwoorden/TT-VT

Slide 1 - Diapositive

Waarom leren we werkwoordspelling?

Slide 2 - Carte mentale

Hoe kan je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 3 - Carte mentale

Hoe kan je het onderwerp in een zin vinden?

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Diapositive

Stappen in de tegenwoordige tijd.
1. Lees de zin.
2. Zoek het onderwerp.
4. Zet de stappen in het schema en controleer.
3.Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?

Slide 6 - Diapositive

Zijn jullie er klaar voor?!

Slide 7 - Diapositive

eten (TT)

De kinderen...............hun lunch snel op.
A
eten
B
eet
C
aten
D
at

Slide 8 - Quiz

rekenen (TT)

Ik...........de moeilijke som uit.
A
rekenen
B
reken
C
rekent
D
rekende

Slide 9 - Quiz

koken (TT)

Lotte..........een heerlijk gerecht.
A
kokt
B
kook
C
kookt
D
koken

Slide 10 - Quiz

zwemmen (TT)
Nikki..........wel 100 baantjes in het bad.

Slide 11 - Question ouverte

Lachen (TT)
......................jij zo hard om dat grapje?

Slide 12 - Question ouverte

bouwen (TT)
De kleuter...................een prachtige toren.

Slide 13 - Question ouverte

gymmen (TT)
De kinderen .........weer in De Rosmolen.

Slide 14 - Question ouverte

worden (TT)
Oma.............met de taxi naar huis gebracht.

Slide 15 - Question ouverte

halen (TT)
Ik ..........boodschappen voor de buurvrouw.

Slide 16 - Question ouverte

oefenen (TT)
De groepen 7 en 8........................ de werkwoorden.

Slide 17 - Question ouverte

Stappen verleden tijd
1. Lees de zin.
2. Zoek het onderwerp.
6. Zet de stappen in het schema en controleer.
3.Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?
4. Haal de -en van het werkwoord. 
5. Zit de laatste letter in 'T KOFSCHIP?

Slide 18 - Diapositive

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 19 - Question ouverte

Wat is een zwak werkwoord?

Slide 20 - Question ouverte

STERK
ZWAK
staan
duiken
optreden
ontbijten
wandelen
fietsen
kijken
bellen
kopen
wonen

Slide 21 - Question de remorquage

Typ de juiste ik-vorm van het werkwoord "zitten".

Slide 22 - Question ouverte

Typ de juiste ik-vorm van het werkwoord "praten".

Slide 23 - Question ouverte

Typ de juiste ik-vorm van het werkwoord "zingen".

Slide 24 - Question ouverte

Waar is het werkwoord goed in de verleden tijd geschreven?
A
Wij bereiden het eten goed.
B
Wij bereden het eten goed.
C
Wij bereidde het eten goed.
D
Wij bereidden het eten goed.

Slide 25 - Quiz

Welke zin is foutloos geschreven?
A
Ik melde de klacht bij het loket.
B
Het mannetje niesde omdat hij verkouden was.
C
De luchtballon zwoof door de lucht.
D
Het jongetje blaasde de pluisjes weg.

Slide 26 - Quiz

Welke zin is foutloos geschreven?
A
Mijn oma durvde met mij in het spookhuis.
B
De advocaat bewijste de onschuld.
C
Lachtten jullie ook om die grap?
D
Las jij vroeger ook al zoveel?

Slide 27 - Quiz

benoemen(VT)
De juf.............Willem tot groepsleider.

Slide 28 - Question ouverte

vliegen (VT)
Het vliegtuig .......................door de lucht.

Slide 29 - Question ouverte

glimlachen(VT)
....................de leuke jongen naar het meisje?

Slide 30 - Question ouverte

Goed geoefend voor vandaag!

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive