3K Herhalingsquiz P.2.3 en P.2.4

Hoofdstuk 2
Wat voor consument ben jij?
Paragraaf 3 Hoe wil je wonen?
Paragraaf 4 Wat doe jij voor het milieu?
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 2
Wat voor consument ben jij?
Paragraaf 3 Hoe wil je wonen?
Paragraaf 4 Wat doe jij voor het milieu?

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Herhaling paragrafen 2.3 en 2.4

Slide 2 - Diapositive

Wat is een sociale huurwoning?
A
een woning betaald met een lening van de bank
B
een woning met een huur boven de huurgrens
C
een woning voor mensen met een laag inkomen
D
een woning waar je eigenaar van wordt

Slide 3 - Quiz

De woningmarkt bestaat uit:
A
huurwoningen
B
koopwoningen
C
huur- en koopwoningen
D
geen van de antwoorden

Slide 4 - Quiz

Wat betekent Ozb?
A
Overige zaakbelasting
B
Onbelaste zaakbelasting
C
Ondernemers-zaakbelasting
D
Onroerende zaakbelasting

Slide 5 - Quiz

Inwoners van de gemeente Druten betalen gemeentelijke belastingen. De onroerendezaakbelasting (OZB) is de belangrijkste.
Wie betaalt de OZB?
A
Huurders van een huis of andere gebouwen
B
Eigenaren van een huis of andere gebouwen
C
De gemeente

Slide 6 - Quiz

Wat is een hypotheek?
A
geldlening voor een auto
B
een bibliotheek voor huizen
C
een grote spaarpot voor je huis
D
een geldlening voor een huis

Slide 7 - Quiz

Welke belasting ''vangt'' de gemeente nog meer?
A
Loonbelasting
B
BTW
C
Afvalstoffenheffing

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar?
Kosten koper (k.k.) betaal je bij nieuwe en bestaande woningen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

De huurwoning van Hans kost €700 per maand. Hij krijgt €145 huurtoeslag. Hoeveel procent is de huurtoeslag van de totale huur van de woning?
A
15,6%
B
17,8%
C
19,2%
D
20,7%

Slide 10 - Quiz

Sociale huurwoningen zijn er voor mensen met een hoog inkomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Juist of onjuist?
Als je een hypotheek afsluit, heb je altijd een onderpand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Je verdient nog niet zoveel geld. Je wil wel een huurwoning voor jezelf. Je hebt recht op:
A
Kinderbijslag
B
Zorg toeslag
C
Bijstand uitkering
D
Huurtoeslag

Slide 13 - Quiz

Jaïr wil een woning kopen van € 365.000. De notariskosten zijn € 450. De overdrachtsbelasting is 2%. Wat zijn de totale aankoopkosten van Jaïr?
A
€ 371.750
B
€ 372.750
C
€ 373.750
D
€ 374.750

Slide 14 - Quiz

Achter de vraagprijs van een woning staat vaak Kosten Koper (K.K.)
Wie moet dit betalen?
A
de makelaar
B
de huurder
C
degene die het huis verkoopt
D
degene die het huis koopt

Slide 15 - Quiz

Productie levert milieuschade op. Wat is waar over milieuschade?
A
Milieuschade is direct merkbaar.
B
Herstellen is onmogelijk.
C
Milieuschade is niet direct merkbaar.

Slide 16 - Quiz

Op de energierekening staan alleen vaste kosten.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Vaste kosten op de energierekening zijn:
A
Leveringskosten en netbeheerkosten.
B
Energiebelasting en netbeheerkosten.

Slide 18 - Quiz

Maatschappelijk kosten zijn de
A
Nadelen van de productie in de samenleving
B
Nadelen van de consumptie in de samenleving
C
Nadelen van de productie en consumptie voor de samenleving.

Slide 19 - Quiz

Voorbeelden van maatschappelijke kosten zijn:
A
geluidsoverlast, milieuvervuiling, uitbuiten van arbeiders
B
uitbuiting van arbeiders, in ploegendienst werken, je ziekmelden
C
geluidsoverlast, te kort aan personeel, en milieuvervuiling

Slide 20 - Quiz

Wie betaalt de maatschappelijke kosten?
A
Alleen vervuilers
B
De overheid, de burgers en de vervuilers.
C
Alleen de overheid
D
Tymon betaald ;)

Slide 21 - Quiz