H2.3_Hoe wil je wonen?

H2: Wat voor consument ben jij?

Als je binnenkomt:
  • Ga je zitten
  • Je bent stil
  • Je pakt je boek(en) en pen
  • Tas op de grond
  • Je bent klaar voor de les:)

timer
2:00
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H2: Wat voor consument ben jij?

Als je binnenkomt:
  • Ga je zitten
  • Je bent stil
  • Je pakt je boek(en) en pen
  • Tas op de grond
  • Je bent klaar voor de les:)

timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

H2.3: Hoe wil je wonen?

Programma:
  • Huiswerk bespreken
  • Doorlezen paragraaf 2.3
  • Lesdoelen par. 2.3
  • Uitleg en instructie
  • Huiswerk volgende les
  • Volgende les: Herhaling/reflectie en bespreken huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk
Plusopdrachten: 4 t/m 6 (blz 60) Rekenopdrachten: 6 t/m 9 (blz 62)

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen

Na deze les weet je ....
  • Je kunt uitleggen wat de woningmarkt is;
  • Je kunt vaststellen of je als huurder recht hebt op huurtoeslag;
  • Je kunt kosten noemen waarmee je te maken hebt als je een huis koopt;
  • Je kunt uitleggen wat een hypothecaire lening is;
  • Je kunt voorbeelden noemen van gemeentelijke belastingen.

Slide 4 - Diapositive

Uitleg en instructie...

Slide 5 - Diapositive

Hoe wil je wonen?

  • Wat is het verschil tussen kopen en huren?
  • Wat zijn de voor- en nadelen van kopen/huren?
  • Wat past het beste bij jou?

Slide 6 - Diapositive

Huis kopen

  • Eigenaar van het huis
  • Afsluiten hypotheek
  • Rente betalen
  • Zelf alle onderhoud betalen
  • Mag het huis aanpassen
  • OZB betalen, overdrachtsbelasting &  notariskosten
  • Kan in waarde stijgen/dalen
  • Hypotheek vaak voor 30 jaar
Huis huren

  • Geen eigenaar van het huis
  • Ondertekenen huurcontract
  • Opzegtermijn
  • Alleen klein onderhoud betalen
  • Groot onderhoud wordt gedaan       door de verhuurder
  • Huis in originele staat terug
  • Flexibel

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Actueel:
Sociale huurgrens: €879,66

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag
  • Maak opdracht 1 t/m 6 van paragraaf 2.3 Hoe wil je wonen?
  • Vragen? Eerst zelf opzoek naar het antwoord, na 5 minuten hulp vragen
timer
5:00

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

  • De hypotheek bestaat uit aflossing en rente
  • Rente betaal je maar zorgt NOOIT voor daling van de hypotheekschuld.

Slide 14 - Diapositive

Rekensom hypothecaire lening
  • Stel je sluit een lineaire hypotheek af van € 240.000. De looptijd van de lening is 30 jaar. De rente bedraagt 3% per jaar. Aan rente en aflossing betaal je in het eerste jaar samen € 14.600.
  • Hoeveel lossen ze in het eerste jaar af op hun hypotheek?

Totale bedrag jaar 1 = aflossing + rente = € 14.600
Rente =  € 220.000  x 3 = € 6.600
                          100
Aflossing = € 14.600 - € 6.600 = € 8.000
Elk jaar wordt er namelijk afgelost € 240.000 : 30= € 8.000

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Zijn er vragen

Slide 17 - Diapositive

Maken opdrachten 
Je hebt 15 minuten de tijd voor het maken van 
opgave 1 t/m 7 van paragraaf 1.1 

Klaar? 
Maak van de plusopdrachten  1+2+3

timer
15:00

Slide 18 - Diapositive

Bespreken opgave 1 t/m 7

Slide 19 - Diapositive

Huiswerk volgende les
H. 2.3 
 Maken opdrachten 5 t/m 10

Slide 20 - Diapositive

Huiswerk bespreken
H. 2.3: opdrachten 5 t/m 10

Slide 21 - Diapositive

Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?
  • Je kunt uitleggen wat de woningmarkt is;
  • Je kunt vaststellen of je als huurder recht hebt op huurtoeslag;
  • Je kunt kosten noemen waarmee je te maken hebt als je een huis koopt;
  • Je kunt uitleggen wat een hypothecaire lening is;
  • Je kunt voorbeelden noemen van gemeentelijke belastingen.

Slide 22 - Diapositive

Wat is een sociale huurwoning?
A
een woning betaald met een lening van de bank
B
een woning met een huur boven de huurgrens
C
een woning voor mensen met een laag inkomen
D
een woning waar je eigenaar van wordt

Slide 23 - Quiz

De woningmarkt bestaat uit:
A
huurwoningen
B
koopwoningen
C
huur- en koopwoningen
D
geen van de antwoorden

Slide 24 - Quiz

Wat betekent Ozb?
A
Overige zaakbelasting
B
Onbelaste zaakbelasting
C
Ondernemers-zaakbelasting
D
Onroerende zaakbelasting

Slide 25 - Quiz

Hoeveel is je schuld na 1 jaar als je een lineaire hypotheek van 30 jaar afsluit voor €600.000?
A
€546.000
B
€580.000
C
€560.000
D
€600.000

Slide 26 - Quiz

De inwoners van de gemeente Boszicht moeten gemeentelijke belasting betalen. De onroerendezaakbelasting (OZB) is de belangrijkste.
Wie betaalt de OZB?
A
Huurders van een huis of andere gebouwen
B
Eigenaren van een huis of andere gebouwen
C
De gemeente

Slide 27 - Quiz

Waaruit bestaan de kosten koper (k.k.) bij een bestaande woning?
A
BTW en notariskosten
B
BTW en overdrachtsbelasting
C
Notariskosten en overdrachtsbelasting

Slide 28 - Quiz

Wat is een hypotheek?
A
geldlening voor een auto
B
een bibliotheek voor huizen
C
een grote spaarpot voor je huis
D
een geldlening voor een huis

Slide 29 - Quiz

Welke belasting ''vangt'' de gemeente nog meer?
A
Loonbelasting
B
BTW
C
Afvalstoffenheffing

Slide 30 - Quiz

Een lening om een woning te kopen noem je...
A
Rente
B
Hypotheek
C
Huurlasten

Slide 31 - Quiz

waar of niet waar?
Kosten koper (k.k.) betaal je bij nieuwe en bestaande woningen
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

De huurwoning van Hans kost €700 per maand. Hij krijgt €145 huurtoeslag. Hoeveel procent is de huurtoeslag van de totale huur van de woning?
A
15,6%
B
17,8%
C
19,2%
D
20,7%

Slide 33 - Quiz

wie won het euro songfestival
A
Rusland
B
Nederland
C
Oekraïne
D
Engeland

Slide 34 - Quiz

Sociale huurwoningen zijn er voor mensen met een hoog inkomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Juist of onjuist?
Als je een hypotheek afsluit, heb je altijd een onderpand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

Je verdient nog niet zoveel geld. Je wil wel een huurwoning voor jezelf. Je hebt recht op:
A
Kinderbijslag
B
Zorg toeslag
C
Bijstand uitkering
D
Huurtoeslag

Slide 37 - Quiz

De woningmarkt bestaat ALLEEN uit alle woningen die te koop staan.
A
Niet Waar
B
Waar

Slide 38 - Quiz

Kan je "de woningmarkt" echt bezoeken?
A
Ja, dat kan elke zaterdag
B
Nee, dit is een begrip;Het totaal van alle woningen die te koop staan en de mensen die ze willen kopen
C
Alleen op afspraak

Slide 39 - Quiz

Jaïr wil een woning kopen van € 365.000. De notariskosten zijn € 450. De overdrachtsbelasting is 2%. Wat zijn de totale aankoopkosten van Jaïr?
A
€ 371.750
B
€ 372.750
C
€ 373.750
D
€ 374.750

Slide 40 - Quiz

Achter de vraagprijs van een woning staat vaak Kosten Koper (K.K.)
Wie moet dit betalen?
A
de makelaar
B
de huurder
C
degene die het huis verkoopt
D
degene die het huis koopt

Slide 41 - Quiz

Huiswerk volgende les
Plusopdrachten: 8 t/m 11 (blz 61) Rekenopdrachten: 10 t/m 14 (blz 63)

Slide 42 - Diapositive