Kapitel 2, Grammatik E werkwoorden met 1e, 3e en 4e naamval

Voorbereiden
Boeken op de tafel
Mobieltje op lessen up
Wees bereid en let op!
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Voorbereiden
Boeken op de tafel
Mobieltje op lessen up
Wees bereid en let op!

Slide 1 - Diapositive

Ziel: 
Ik ken en kan de werkwoorden met de eerste, derde en vierde naamval toepassen (Seite 91-Grammatik E).

Slide 2 - Diapositive

Grammatik E: Werkwoorden 
met een vaste naamval

Als je de volgende werkwoorden in de zin gebruikt of ziet staan, krijg je twee keer een 1ste naamval.

sein, werden, bleiben
Voorbeeld:
  • Sie sind der Lehrer von meinem Bruder.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Welke naamval heeft de meeste werkwoorden die de naamval bepalen?
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval

Slide 5 - Quiz

De werkwoorden sein, bleiben, werden horen bij de .....
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
geen naamval

Slide 6 - Quiz

De werkwoorden bitten, fragen en es gibt horen bij de ....
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
geen naamval

Slide 7 - Quiz

Voor welke naamval zorgen deze werkwoorden: danken, gefallen, gehören, glauben, gratulieren, helfen
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Hier gibt es [een] Bahnhof (m).
A
ein (1)
B
eine (1)
C
einen (4)
D
ein (4)

Slide 9 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Hier gibt es[een] Schwimmbad (o).
A
ein (1)
B
eine (1)
C
einen (4)
D
ein (4)

Slide 10 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Ihr müsst (de) Leuten (mv) helfen.
A
1e - die
B
3e - den
C
4e - die

Slide 11 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Du musst (mij) glauben.
A
1e - ich
B
3e - mir
C
4e - mich

Slide 12 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Dieses Auto gehört (haar) Tante.
A
1e - ihre
B
3e - ihrer
C
4e - ihre

Slide 13 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Dieses Haus gehört (haar) Bruder.
A
1e - ihr
B
3e - ihrem
C
4e - ihren

Slide 14 - Quiz

Geef de juiste wekwoordsvorm :
Hast du dein____ Onkel schon zu seinem Geburtstag gratuliert?

Slide 15 - Question ouverte

Geef de juiste wekwoordsvorm :
Hast du dein____ Tante schon zu seinem Geburtstag gratuliert?

Slide 16 - Question ouverte

Geef de juiste werkwoordsvorm:
Der Kaffee schmeckt m_____ nicht .

Slide 17 - Question ouverte

Geef de naamval en de vertaling:
Sie wird nächstes Jahr (mijn) Lehrerin.

Slide 18 - Question ouverte

Geef de juiste vorm in de naamval:
Das Haus gehört [mijn] Mutter.

Slide 19 - Question ouverte

Geef de juiste vorm in de naamval:
Ich glaube (de) Mann nicht.

Slide 20 - Question ouverte

Geef de juiste vorm in de naamval:
Es gibt (een) Gemälde (o) in der Halle.

Slide 21 - Question ouverte

Hausaufgaben checken


Aufgabe 53, Seite 92

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Lesefertigkeit

Maak de examenteksten.
Pak een woordenboek!
Verken de de titel en de plaatjes!
Lees eerst de vraag en neem dan een beslissing of je de hele alinea moet lezen of op zoek gaat naar een gedeelte!

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive