Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
H1 & H2 herhaling lezen
Vaste tekststructuren
Slide 1 - Diapositive
Bestudeer H1 Lezen blz. 12
timer
5:00
Slide 2 - Diapositive
Noem de tekststructuren en kenmerken
Slide 3 - Carte mentale
In de inleiding staat een probleem
A
Probleem-oplossingsstructuur
B
Verklaringsstructuur
C
Verleden-heden-(toekomst) structuur
Slide 4 - Quiz
Probleem- oplossingsstructuur
Verklaringsstructuur
Verleden-heden-(toekomst) structuur
Middenstuk: kenmerken/voorbeelden, verklaring(en), oorzaken en reden(en)
Middenstuk: situatie vroeger, situatie nu, ontwikkeling van vroeger naar nu
Middenstuk: gevolgen, oorzaken en oplossingen
Inleiding: probleem (+gevolgen)
Inleiding: introductie onderwerp
Inleiding: verschijnsel
Slot: conclusie of voorspelling situatie toekomst
Slot: samenvatting/conclusie
Slot: de beste oplossing
Slide 5 - Question de remorquage
Bestudeer H2 Lezen blz. 44
timer
5:00
Slide 6 - Diapositive
Benoem de tekststructuren en de kenmerken
Slide 7 - Carte mentale
Een vraag-antwoordstructuur begint altijd met een vraag in de inleiding
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Als je een betoog schrijft omdat je iemand wil overtuigen welke tekststructuur gebruik je?
A
Voor- en nadelenstructuur
B
Vraag-antwoordstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Aspectenstructuur
Slide 9 - Quiz
H3 gaat over argumentatie waar denk je aan?
Slide 10 - Question ouverte
H3 Theorie
Argumentatie: de schrijver wil je overtuigen van zijn standpunt/mening. Zijn standpunt onderbouwt hij met argumenten.
Slide 11 - Diapositive
Wat is het verschil tussen feitelijke argumenten en waarderende argumenten?
Slide 12 - Question ouverte
H3 Theorie
Feitelijke argumenten: je kunt controleren of deze waar of niet waar is.
Waarderend argument: je kunt niet controleren of het waar of niet waar is.
Slide 13 - Diapositive
Ik bestel liever een pizza bij de pizzakoerier in plaats er zelf een te bakken, want bestellen is minder werk.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument
Slide 14 - Quiz
Ik bak liever zelf een pizza in plaats van er een bij de pizzakoerier te bestellen, want zelfgemaakte pizza's vind ik lekkerder.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument
Slide 15 - Quiz
H3 Theorie
Als een schrijver zijn standpunt met één argument onderbouwt, noemen we dat een enkelvoudige argumentatie. Meestal gebruikt een schrijver meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten. Dat heet nevenschikkende argumentatie.
Slide 16 - Diapositive
Voorbeeld nevenschikkende argumentatie
Slide 17 - Diapositive
H3 Theorie
Een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Dit heet onderschikkende argumentatie.
Slide 18 - Diapositive
Voorbeeld onderschikkende argumentatie
Slide 19 - Diapositive
Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden: