4.2 - Stroomkringen les 2

4.2 stroomkringen
Les 2
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

4.2 stroomkringen
Les 2

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen voor vandaag
-De leerling heeft het inzicht in hoe een stroomkring werkt
-De leerling weet wat stroomsterkte is en hoe je deze kan meten
-De leerling weet het verschil tussen stroom en elektronenstroom

Slide 2 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer?

Slide 3 - Diapositive

Geleiders en isolatoren
Geleider: stoffen waar elektronen makkelijk doorheen stromen.
Zoals: koper, ijzer, aluminium
Isolator: stoffen waar elektronen moeilijk doorheen stromen.
Zoals: hout, lucht en plastic

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Applet stroomkring
Wat is nou eigenlijk stroom?
Waarom kan stroom niet lopen met 1 draad?

Slide 6 - Diapositive

waarom maar 1 draad dan? Gesloten stroomkring?

Slide 7 - Diapositive

Stroom kan je meten!
-Stroom meten we met een stroommeter, ook wel een ampèremeter genoemd.

Slide 8 - Diapositive

Stroom kan je meten!
-Stroom meten we met een stroommeter, ook wel een ampèremeter genoemd.
-De ampèremeter meet de elektronen die in 1 seconde door de meter gaan.
 NOTATIE STROOMSTERKTE ->  I = 0,25 A

Maakt het uit waar we de meter plaatsen in onze stroomkring?

Slide 9 - Diapositive

Applet
Ampèremeter op verschillende plekken 

Slide 10 - Diapositive

Stroom & elektronenstroom
Afspraak van vroeger: Stroom gaat van de plus-kant van de batterij naar de min-kant van de batterij

Wat we nu weten: Stroom bestaat uit elektronen en die gaan van de min-kant naar de plus-kant van de batterij


Slide 11 - Diapositive

Hoe loopt de stroom door de stroomkring?
A
Van de pluspool naar de minpool.
B
Van de minpool naar de pluspool.

Slide 12 - Quiz

Wat is stroomsterkte?
A
het aantal elektronen dat per uur door de ampèremeter gaat.
B
het aantal elektronen dat de batterij kan leveren
C
het aantal elektronen dat per seconde door de ampèremeter gaat.

Slide 13 - Quiz

Wat is de stroomsterkte door de stroomkring?
A
I = 0,08 A
B
U = 0,08 V
C
R = 0,08 Ω
D
A = 0,08 I

Slide 14 - Quiz

Wat heb je NIET nodig
voor een gesloten stroomkring?
A
batterij
B
lamp
C
schakelaar
D
snoertjes

Slide 15 - Quiz

Welke van de volgende uitspraken is waar?
A
De elektronen in een stroomkring halen elkaar in
B
De elektronen bewegen in een file achter elkaar aan

Slide 16 - Quiz

Hoe lopen de elektronen in de stroomdraad
A
Van min naar plus
B
van plus naar min

Slide 17 - Quiz

Is de stroomsterkte in een stroomkring overal even groot?
A
Ja
B
Nee
C
Hangt ervan af waar je meet

Slide 18 - Quiz

Ga nu zelf aan de slag!
Wat? Ga opdracht: 22, 23, 26, 28 
Hoe? Maak dit individueel
Hoe lang? 5 minuten voor het einde terug komen in teams
Klaar? Lees vast het stukje over spanning en stroomsterkte en probeer opgave 24 en 25

Slide 19 - Diapositive

Lesdoelen gehaald?
-De leerling heeft het inzicht in hoe een stroomkring werkt
-De leerling weet wat stroomsterkte is en hoe je deze kan meten
-De leerling weet het verschil tussen stroom en elektronenstroom

Slide 20 - Diapositive

Extra opvulling
https://www.youtube.com/watch?v=BXVWqN3jcEQ (video)

Slide 21 - Diapositive