4.2 - Spanning & stroomsterkte

4.2 - Spanning & stroomsterkte
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

4.2 - Spanning & stroomsterkte

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen voor vandaag
-De leerling heeft de kennis van de vorige les opgehaald
-De leerling weet hoe je stroom moet aflezen mbv een ampèremeter. 
-De leerling weet wat spanning betekent
-De leerling weet hoe je spanning binnen een schakeling kunt meten


Slide 2 - Diapositive

Wat hebben we de vorige keer gedaan?

Slide 3 - Diapositive

Stroom kan je meten!
-Stroom meten we met een stroommeter, ook wel een ampèremeter genoemd.
-De ampèremeter meet de elektronen die in 1 seconde door de meter gaan.
 NOTATIE STROOMSTERKTE ->  I = 0,25 A

Maakt het uit waar we de meter plaatsen in onze stroomkring?

Slide 4 - Diapositive

Stroom & elektronenstroom
Afspraak van vroeger: Stroom gaat van de plus-kant van de batterij naar de min-kant van de batterij

Wat we nu weten: Stroom bestaat uit elektronen en die gaan van de min-kant naar de plus-kant van de batterij


Slide 5 - Diapositive

Hoe lezen we een ampère meter af?

Slide 6 - Diapositive

 APPLET
Naast stroom kun je ook de spanning meten.
Spanning meten met een volt-meter
Spanning is de energie die een elektron krijgt van de batterij.

Slide 7 - Diapositive

Aantekening 4.2 - spanning en stroom
-Spanning geeft aan hoeveel energie een elektron krijgt van de batterij.
-Wanneer elektronen door een apparaat stromen geven ze de energie weer af. 
-Hoe groter de spanning -> hoe meer energie de elektronen meekrijgen


Slide 8 - Diapositive

Vervolg aantekening
-Spanning meten we met een volt meter

-Notatie spanning -> U = 6,5 V

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld: 
U = 3,5 V
I = 9,6 A
 
Even op een rijtje....

Slide 10 - Diapositive

Wat is spanning?
A
de hoeveelheid energie die elektronen meekrijgen
B
Elektrische deeltjes die energie vervoeren.
C
het aantal elektronen dat per seconde door de stroomkring gaat.

Slide 11 - Quiz

Bereken de stroomsterkte in milli Ampère als de stroomsterkte 0,15 A is.
A
1,5 mA
B
15 mA
C
150 mA
D
1500 mA

Slide 12 - Quiz

Spanning wordt gemeten met een
A
amperemeter
B
voltmeter
C
stroommeter

Slide 13 - Quiz

Het symbool voor de grootheid ''stroomsterkte'' is .....
A
V
B
U
C
I
D
A

Slide 14 - Quiz

De eenheid van stroomsterkte is ...
A
spanning
B
stroomsterkte
C
ampère (A)
D
volt (V)

Slide 15 - Quiz

Stroomsterkte wat was dat ook nog maar?
A
het aantal deeltjes dat per seconde langs komt
B
hoeveel elektrische energie elk deeltje meeneemt.
C
de hoeveelheid geleverde energie

Slide 16 - Quiz

Het symbool van spanning is...... en de eenheid van spanning is........ .
A
P ; W
B
U ; V
C
I ; A
D
P ; A

Slide 17 - Quiz

Gaat het je makkelijk af of niet?
Vind je het soms nog lastig? Kies dan het eenvoudige practicum -> Ga aan de slag met het practicum ''versie 1''

Gaat het je erg makkelijk af?  Kies dan een uitdagender practicum -> Ga aan de slag met het practicum ''versie 2''

KLAAR MET PRACTICUM? Controleer het huiswerk van de vorige keer.

Slide 18 - Diapositive

Vragenlijst onderzoek stage
https://forms.gle/NB3ySF9mThXf2m2A9 

Slide 19 - Diapositive

Zijn de lesdoelen behaald? 
-De leerling heeft opgehaald wat stroomsterkte is en hoe je deze kunt meten
-De leerling weet hoe je stroom moet aflezen mbv een ampèremeter. 
-De leerling weet wat spanning betekent
-De leerling weet hoe je spanning binnen een schakeling kunt meten


Slide 20 - Diapositive