1 De wereld: een mozaïek van regio's (paragraaf 5)
1.5 'Reuzen'-verschillen in Oost-Azië
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
1.5 'Reuzen'-verschillen in Oost-Azië
Slide 1 - Diapositive
Deelvraag
Welke politieke, culturele, economische en demografische kenmerken zijn typerend voor Oost-Azië?
Slide 2 - Diapositive
https:
Slide 3 - Lien
Van boeddhisme tot shintoïsme
In Oost-Aziatische landen overheerst het boeddhisme.
In China is het boeddhisme verweven met het confucianisme en het taoïsme,
in Japan met het shintoïsme.
In Oost-Azië komen ook culturele conflicten voor met moslims en christenen.
Slide 4 - Diapositive
Demografische uitersten
China en Mongolië zijn demografische uitersten.
De rivier- en kustvlakten zijn erg dichtbevolkt. Heel dun bevolkt is Mongolië. Het is ‘landlocked’, ligt hoog, is droog en heeft strenge winters.
De verschillen in natuurlijke bevolkingsgroei zijn groot binnen Oost-Azië met Mongolië en Japan als uitersten.
Slide 5 - Diapositive
Economische ontwikkeling
De economische ontwikkeling van de verschillende landen in Oost en Zuidoost-Azië staat niet op zichzelf, maar met elkaar in verband. Dit verband is te verklaren met het Model van de Vliegende Ganzen. Bekijk onderstaande filmpjes waarin dit model wordt uitgelegd.
Slide 6 - Diapositive
Economische reuzen en dwergen
Omvang economie in China en Japan is groot.
Noord-Korea en Mongolië hebben een veel kleinere economie.
Japan, Zuid-Korea en Taiwan zijn veel welvarender dan Noord-Korea, Mongolië en China
Veel Aziatische economieën groeiden de laatste decennia snel.
Japan is een vrijemarkteconomie.
Zuid-Korea en Taiwan zijn een van de eerste NIC’s.
Noord-Korea heeft een geïsoleerde (communistisch geleide) planeconomie.
China en Mongolië bouwden hun planeconomie al (deels) om in een vrijemarkteconomie.
Slide 7 - Diapositive
NIC (Newly Industrializing Countries)
landen met snel opkomende industrie
1ste NIC's waren in Azië. tijgerlanden
kenmerken:
grote exportgerichtheid
buitenlandse investeringen
eerst : arbeidsintensieve producten en lagelonenland
na ontwikkeling meer kennisintensieve producten
Slide 8 - Diapositive
NIC's ontwikkelen niet allemaal tegelijk:
jaren '70: Hongkong, Taiwan, Singapore en Zuid-Korea
jaren '80: China, Filipijnen, Indonesië, Maleisië en Thailand
Nu: Mexico, Zuid-Afrika, Turkije en India
Slide 9 - Diapositive
Landen met economische groei
We hebben het tot nu toe vooral over landen gehad. Vaak zijn het regio's die erop vooruit of achteruit gaan door globalisering. Een goed voorbeeld is dat het oosten van China erg heeft geprofiteerd van globalisering: Daar zijn de inkomens een stuk hoger, terwijl in het westen het inkomen een stuk lager ligt. Het inkomen in de rijkste provincie is gemiddeld 4 keer zo hoog als het inkomen in de armste provincie. Daarom is dit een goed voorbeeld van regionale ongelijkheid: het inkomen in sommige regio's is hoog, terwijl dat in andere regio's zeer laag is. Hierdoor kan er ook sprake zijn van sociale ongelijkheid: sommige bevolkingsgroepen profiteren meer van economische groei dan
andere bevolkingsgroepen.
Ook op nationaal schaalniveau is er dus sprake van een centrum en een periferie. Voor China geldt dat het oosten het centrum is en het westen de periferie. De semiperiverie bestaat uit enkele provincies die niet duidelijk arm of rijk zijn.