4.5 Beeldspraak (herhaling) en verder aan PO-opdrachten

4.5 herh.Beeldspraak en PO-opdrachten


Havo 2 periode 1 
week 6 1e  les (1 oktober)


1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

4.5 herh.Beeldspraak en PO-opdrachten


Havo 2 periode 1 
week 6 1e  les (1 oktober)


Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welkom H2a
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welkom H2b 
plattegrond: 

timer
5:00
Dagopening

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
Lezen >> 10 min.
Startopdracht: filmpje metaforen
Herhalen 4.5 Beeldspraak
->vragen PO-schrijfopdracht?
~pauze~
zelfstandig verder aan PO-opdracht presentatie
Afsluiting

timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Startopdracht
Het bekijken van het filmpje van 
EVEN
TOT 
HIER 
Het gaat over de metaforen die gebruikt werden door premier Mark Rutte en Hugo de Jong in de persconferenties tijdens de coronacrisis >>
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk check✓
Heb je twee PO-opdrachten van het A4-gelezen?

 PO-schrijfopdracht (10 oktober) +  PO-presentatie (15 oktober)


Wie heeft het A4 nog niet? -> ophalen bij docent of zie bijlage in SOM! 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vormen van  beeldspraak (herhaling)



Welke vormen van beeldspraak 
ken je? 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het werk
Zijn er vragen over de  PO-schrijfopdracht?  





timer
0:05

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

PO-schrijfopdracht voor 10 oktober
Een A4-tje met daarop drie afbeeldingen met elk een andere 
vorm van beeldspraak (vergelijking, metafoor, personificatie).
  1. Je bedenkt bij elke vorm van beeldspraak een zin en zet 
        deze bovenaan.
  1. Daaronder plak je een afbeelding die daarop slaat. 
  2. Onder de afbeelding schrijf je welke vorm van beeldspraak je hebt gebruikt en dit leg je uit. 
  3. Je schrijft je naam, achternaam en je klas op het blad. 
  4. Je levert het geheel, netjes en verzorgd, in op 10 oktober via SOM:inleveropdrachten. 
  5. Beoordeling: cijfer

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
5:00

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mondeling verslag voorbereiden
 Presenteer jouw hobby, sport of vakantie: PO presenteren
> denk eraan een voorwerp of afbeelding mee te nemen <
LET OP ! Je lichaamshouding (rechtop staan)
! Kijk de klas in/rond
! Spreek duidelijk
! Bedenk een leuke slotzin
! Oefen je tekst 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Presentatie voorbereiden voor 15 oktober 




Presentatie houden (mondeling verslag). In 2 minuten vertel je iets over jouw hobby, jouw sport of jouw vakantie. 
Stappenplan: 
  1. Noteer wat je gaat vertellen. Gebruik zo nodig de 5w+h-vragen. (wie?wat?waar?wanneer?waarom?hoe?)
  2. Realiseer je voor welk publiek je gaat spreken en pas daar je taalgebruik op aan.
  3. Noteer in de inleiding waarover je verslag gaat. "Ik ga jullie iets vertellen over.... " 
  4. Noteer in het middenstuk de deelonderwerpen van je verslag. Zet de informatie (je antwoorden op de wh-vragen) in chronologische volgorde ( dus in de volgorde waarin de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden). Gebruik signaalwoorden.
  5. Geef in het slot je mening, een conclusie of samenvatting en eventueel een aanbeveling of een toekomstverwachting.
  6. Neem minstens 1 voorwerp of afbeelding mee.
  7. Maak zo nodig een spiekbriefje. Deze mag je meenemen, maar je gaat niet voorlezen, maar vertellen! 
  8. Oefen eerst thuis een paar keer voor een huisgenoot of voor de spiegel.
  9. De presentatie duurt 2 minuten. (minimaal 1,5 min en max. 2,5 min.). 
  10. Beoordeling: V/O en is verplicht.

Slide 14 - Diapositive

Wie heeft jou enthousiast gemaakt over mijn hobby? 
Wat houdt jouw hobby in? 
Waar oefen jij je hobby uit? 
Wanneer ben je er mee begonnen? 
Waarom vind je het leuk? 
Hoe vaak ben je met je hobby bezig? 
---
Wie heeft jou aangemeld voor deze sport? 
Wat vind je leuk aan de sport? 
Waar beoefen je je sport? 
Wanneer ben je eraan begonnen? 
Waarom heb je voor deze sport gekozen? 
Hoe doe jij het op deze sport? 
---
Wie gingen er met je mee op vakantie? 
Wat heb je op je vakantie gedaan? 
Waar ging je naar toe? 
Wanneer was je vakantie? 
Waarom vond je deze vakantie leuk of niet leuk? 
Hoe heb je de vakantie beleefd? 
Aan het werk
  • Start met  stap 1: Noteer wat je gaat vertellen. Gebruik  de 5w+h-vragen. 

  • Bedenk  WH-vragen over jouw onderwerp: 
Wie ...?  Wat ...? Waar ...? Wanneer ...? Waarom ...?   Hoe ...?

  • Noteer de antwoorden van de vragen in volledige zinnen erachter.
Bijv.  Wat houdt mijn hobby in? Mijn hobby is graveren, dat betekent dat ik met een graveerpen in hout en glas graveer. 

Hoe vaak train ik? Ik train 2x per week en 1x per week is er een wedstrijd. 

timer
10:00
Diataaltoets nog (af)maken?>>

Slide 15 - Diapositive

Wie heeft jou enthousiast gemaakt over mijn hobby? 
Wat houdt jouw hobby in? 
Waar oefen jij je hobby uit? 
Wanneer ben je er mee begonnen? 
Waarom vind je het leuk? 
Hoe vaak ben je met je hobby bezig? 
---
Wie heeft jou aangemeld voor deze sport? 
Wat vind je leuk aan de sport? 
Waar beoefen je je sport? 
Wanneer ben je eraan begonnen? 
Waarom heb je voor deze sport gekozen? 
Hoe doe jij het op deze sport? 
---
Wie gingen er met je mee op vakantie? 
Wat heb je op je vakantie gedaan? 
Waar ging je naar toe? 
Wanneer was je vakantie? 
Waarom vond je deze vakantie leuk of niet leuk? 
Hoe heb je de vakantie beleefd? 
Aan het werk
  • leerlingen die DIATAALTOETS nog moeten afmaken: evt. nu opstarten/inloggen en verder. Donderdag 3 oktober in de les laatste keer om het af te maken ! 


timer
10:00

Slide 16 - Diapositive

Wie heeft jou enthousiast gemaakt over mijn hobby? 
Wat houdt jouw hobby in? 
Waar oefen jij je hobby uit? 
Wanneer ben je er mee begonnen? 
Waarom vind je het leuk? 
Hoe vaak ben je met je hobby bezig? 
---
Wie heeft jou aangemeld voor deze sport? 
Wat vind je leuk aan de sport? 
Waar beoefen je je sport? 
Wanneer ben je eraan begonnen? 
Waarom heb je voor deze sport gekozen? 
Hoe doe jij het op deze sport? 
---
Wie gingen er met je mee op vakantie? 
Wat heb je op je vakantie gedaan? 
Waar ging je naar toe? 
Wanneer was je vakantie? 
Waarom vond je deze vakantie leuk of niet leuk? 
Hoe heb je de vakantie beleefd? 
Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 
  1. Je kan de 3 vormen van beeldspraak opnoemen en voorbeelden van geven. 
  2. Je weet hoe je een presentatie moet geven. 
timer
5:00

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Volgende les 3 oktober: 
afmaken Diataaltoets
verder werken aan je PO-opdrachten.


Huiswerk: 
  • Werk verder aan je PO-schrijfopdracht: beeldspraak. 
  • Werk verder aan je PO-presentatie: mondeling verslag. 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

PO-schrijfopdracht voor 10 oktober
Een A4-tje met daarop drie afbeeldingen met elk een andere 
vorm van beeldspraak (vergelijking, metafoor, personificatie).
  1. Je bedenkt bij elke vorm van beeldspraak een zin en zet 
        deze bovenaan.
  1. Daaronder plak je een afbeelding die daarop slaat. 
  2. Onder de afbeelding schrijf je welke vorm van beeldspraak je hebt gebruikt en dit leg je uit. 
  3. Je schrijft je naam, achternaam en je klas op het blad. 
  4. Je levert het geheel, netjes en verzorgd, in op 10 oktober via SOM:inleveropdrachten. 
  5. Beoordeling: cijfer

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Presentatie voorbereiden voor 15 oktober 




Presentatie houden (mondeling verslag). In 2 minuten vertel je iets over jouw hobby, jouw sport of jouw vakantie. 
Stappenplan: 
  1. Noteer wat je gaat vertellen. Gebruik zo nodig de 5w+h-vragen. (wie?wat?waar?wanneer?waarom?hoe?)
  2. Realiseer je voor welk publiek je gaat spreken en pas daar je taalgebruik op aan.
  3. Noteer in de inleiding waarover je verslag gaat. "Ik ga jullie iets vertellen over.... " 
  4. Noteer in het middenstuk de deelonderwerpen van je verslag. Zet de informatie (je antwoorden op de wh-vragen) in chronologische volgorde ( dus in de volgorde waarin de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden). Gebruik signaalwoorden.
  5. Geef in het slot je mening, een conclusie of samenvatting en eventueel een aanbeveling of een toekomstverwachting.
  6. Neem minstens 1 voorwerp of afbeelding mee.
  7. Maak zo nodig een spiekbriefje. Deze mag je meenemen, maar je gaat niet voorlezen, maar vertellen! 
  8. Oefen eerst thuis een paar keer voor een huisgenoot of voor de spiegel.
  9. De presentatie duurt 2 minuten. (minimaal 1,5 min en max. 2,5 min.). 
  10. Beoordeling: V/O en is verplicht.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions