Par 2.6_3V

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Par 2.6_3V

Herhaling par 6.1 t/m 6.3

Agenda les

• Herhalen leerdoelen par 6.1 t/m 6.3 via lessonup. Dus ga naar lessonup.app en log in met je eigen voor- en achternaam.
• Eindopdracht par 6.3 bespreken
• Zelf aan de slag Par 2.6 opgaven maken 
• Klassikaal opgave 1 par 2.6 bespreken
• Huiswerk

Noem de drie kenmerken van de EU als handelsblok

Wat zijn schaalvoordelen?

Wat zijn multinationals?

Bericht over Nederland: Qua omvang is de import van goederen veel groter dan de import van diensten. In 2018 werd 442 miljard aan goederen geïmporteerd en 195 miljard aan diensten. In 2018 was het bruto binnenlands product (bbp) van Nederland 812 miljard euro.
Bereken de importquote.

1. 1,27
2. 0,78
3. 0,54
4. 0,24

442+195- 637

637/812= 0,78

Hoe leg je het verband tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid uit?

1. Er is geen verband
2. Hoe hoger de prijs, hoe hoger de gevraagde hoeveelheid
3. Hoe lager de prijs, hoe lager de gevraagde hoeveelheid
4. Hoe hoger de prijs, hoe lager de gevraagde hoeveelheid

Hoe leg je het verband tussen de prijs van een goed en de aangeboden hoeveelheid uit?

1. Er is geen verband
2. Hoe hoger de prijs, hoe hoger de aangeboden hoeveelheid
3. Hoe lager de prijs, hoe lager de aangeboden hoeveelheid
4. Hoe hoger de prijs, hoe lager de aangeboden hoeveelheid

Wat betekent 'progressief' in het belastingstelsel?

1. Mensen met een laag inkomen betalen meer belasting
2. Mensen met een hoog inkomen betalen naar verhouding meer belasting
3. Mensen met een hoog inkomen betalen meer belasting dan mensen met een laag inkomen
4. Iedereen betaalt evenveel belasting

Wat zijn externe effecten?

1. Effecten op een specifieke groep mensen.
2. Effecten op de veroorzaker zelf.
3. Effecten op anderen dan de veroorzaker.
4. Effecten op niemand in het bijzonder.

Hoe grijpt de overheid in bij negatieve externe effecten?

1. Door het probleem volledig op te lossen.
2. Door het effect te negeren.
3. Door de veroorzaker een subsidie te geven.
4. Door belastingen of regelgeving in te voeren.

Door het invoeren van een accijns wordt de kostprijs van een product lager.

1. Bewering is juist
2. Bewering is onjuist

Hoe kunnen negatieve en positieve effecten je welvaart beïnvloeden?

1. Negatieve effecten verminderen de welvaart, positieve effecten verhogen de welvaart.
2. Negatieve effecten verhogen de welvaart, positieve effecten verminderen de welvaart.
3. Negatieve effecten hebben geen invloed op de welvaart, positieve effecten verhogen de welvaart.
4. Negatieve effecten verminderen de welvaart, positieve effecten hebben geen invloed op de welvaart.

Eindopdracht

Maximale winst? 

b. Hoeveel bloemkolen bij P=20?

c. Hoeveel bloemkolen bij P=22?

d. Conclusie?

Let op in deze opgave verwerken ze de subsidie in de omzet. Eerder hebben we geleerd dat de subsidie eigenlijk de kostprijs verlaagt.

Eindopdracht par 6.3

b. 50 bloemkolen voor maximale winst

c. 55 bloemkolen voor maximale winst

d. als de aanbieders van biologisch geteelde bloemkolen subsidie krijgen, 

Welke is de vraaglijn en welke aanbodlijn?

Variant C. De aanbieders gaan bij dezelfde prijs meer aanbieden. De aanbodlijn verschuift dus naar rechts. Omdat er meer aangeboden wordt zal bij gelijkblijvende vraag de evenwichtsprijs dalen.

Zelf aan de slag

Maak opgave 1 van paragraaf 2.6 in je schrift (berekeningen erbij)

Hoe: zelfstandig en stil. Na 5 minuten fluisterend overleg met degene naast je toegestaan.

Klaar: ga verder met opgave 2 t/m 6

Bespreken na 10 minuten klassikaal.

Huiswerk

• Maak opgaven par 2.6 1 t/m 7 af in je schrift
• leer nogmaals de begrippen van par 6.1 t/m 6.3 welke je nog niet beheerst.