Bijwoord

Redekundig ontleden
Woordsoorten: 
Bijwoord
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Redekundig ontleden
Woordsoorten: 
Bijwoord

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

Grammatica woordsoorten


- Je weet wat een bijwoord is.

- Je kunt het bijwoord in een zin benoemen:
 
     

Slide 2 - Diapositive

Wat is het verschil tussen 'snel' en 'snelle' op de volgende slide?

Slide 3 - Diapositive

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.

Slide 4 - Diapositive

Wat is het verschil tussen 'snel' en 'snelle'?

Slide 5 - Question ouverte

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.
Snel zegt iets over het werkwoord 'rent.'  Het woord snel geeft aan hoe snel de marathonloper rent. 
Tekst
Snelle zegt iets over het zelfstandig naamwoord marathonloper.  

Slide 6 - Diapositive

Aantekening: bijwoord
Het bijwoord:

- zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of         over een ander bijwoord

- geeft een tijd aan

- geeft een plaats aan


Slide 7 - Diapositive

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord
Hij typt snel een berichtje.

Max Verstappen kwam erg hard aanrijden.

Slide 8 - Diapositive

Een bijwoord zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord.
Dat is een erg mooi boek!

Calvijn is een heel klein schooltje.




Slide 9 - Diapositive

Een bijwoord zegt iets over een ander bijwoord.
Dat is een heel erg  mooi boek!

In mijn vrije tijd kijk ik onwijs veel series.

Slide 10 - Diapositive

Een bijwoord geeft een tijd aan. 
Nu wil ik een koekje!

Het huiswerk van morgen is...

Slide 11 - Diapositive

Een bijwoord geeft een plaats aan.
Daar is de nieuwe mediatheek.

Ergens in Nederland kun je een schat vinden.

Hij is hier geboren. 

Slide 12 - Diapositive

Werkwoord
De zon schijnt fel.
Bijvoeglijk naamwoord
Dat is een heel groene boom.
Ander bijwoord
In het kanaal zit heel erg koud water.
Tijd
's Middags ging Julia winkelen.
Plaats
Daar kun je heerlijk shoppen!

Slide 13 - Diapositive

Sleep het bijwoord uit de zin. 
bijwoord
Ze 
komt
hopelijk
naar
het
feest.

Slide 14 - Question de remorquage

Sleep de twee bijwoorden uit de zin. 
bijwoord
Hij 
krijgt
natuurlijk
altijd
de
schuld. 

Slide 15 - Question de remorquage

Benoem het bijwoord.
Hij vindt dit een heel mooie auto.
A
dit
B
heel
C
mooie
D
auto

Slide 16 - Quiz

Benoem het bijwoord.
Misschien kom ik naar het feest.
A
Misschien
B
ik
C
naar
D
feest

Slide 17 - Quiz

Benoem het bijwoord.
Ik heb dit weekend lang uitgeslapen.
A
weekend
B
lang
C
dit
D
uitgeslapen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Lien

Slide 20 - Lien

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 21 - Question ouverte

Waar wil je nog uitleg over?

Slide 22 - Question ouverte

Op de volgende dia's krijg je nog extra uitleg en vind je extra oefenmateriaal over het bijwoord. 

Heb je deze extra uitleg niet nodig, maak dan uit je boek les 5 opd. 3

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Lien

Maak nu uit je boek les 5 opd.3

Slide 26 - Diapositive