havo 3 week 45

Bonjour! 
* herhaling futur proche
* apprendre 1,2 
* le verbe savoir=weten
*correction devoirs= 3 t/m 6 unité 2
* werken aan weektaak

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Bonjour! 
* herhaling futur proche
* apprendre 1,2 
* le verbe savoir=weten
*correction devoirs= 3 t/m 6 unité 2
* werken aan weektaak

Slide 1 - Diapositive

Doelen van vandaag;

Je kent het werkwoord savoir en oefent ermee
Je kunt de Futur proche actief gebruiken

Slide 2 - Diapositive

Tu te souviens?
Futur proche= .........?
Hoe maak je deze tijd?

Slide 3 - Diapositive

Vertaal;
Ce soir, je vais faire une tarte aux pommes

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal;
Il va jouer au basket

Slide 5 - Question ouverte

Je ne vais pas regarder ce film=

Slide 6 - Question ouverte

Apprendre 1,2 unité 2

Slide 7 - Diapositive

F-N; VERTAAL;

 1. l'avenir
               2. se débrouiller
                     3. se faire des amis
4. le rêve
               5. honnêtement

N-F VERTAAL

                    1. de moedertaal
 2. leren
                        3. het eindexamen
             4. het beroep
    5. kiezen

Slide 8 - Diapositive

SAVOIR=WETEN
Neem over in je aantekenschrift!
Let op! Savoir wordt ook vaak gebruikt als kunnen; 
Je sais nager= ik kan zwemmen (ik weet hoe het moet)
Je peux nager = ik kan zwemmen (ik heb spullen bij me)

Slide 9 - Diapositive

Présent
je sais= ik weet
tu sais=jij weet
il,elle,on sait= hij,zij,men weet
nous savons=wij weten
vous savez= jullie weten,u weet
ils,elles savent= zij weten
Imparfait
je savais= ik wist
tu savais=jij wist
il,elle,on savait=hij,zij,men wist
nous savions=wij wisten
vous saviez=jullie wisten/u wist
ils,elles savaient=zij wisten

Slide 10 - Diapositive

passé composé
J'ai su= ik heb geweten
tu as su=jij hebt geweten
il,elle, on a su= hij ,zij,men heeft geweten
nous avons su=wij
vous avez su=jullie/u
ils,elles ont su=zij

Slide 11 - Diapositive

Les devoirs 

maken(faire); exercices 8A t/m D 
Leren (apprendre) ; 1,2,3 + notes

Slide 12 - Diapositive